39 3 1 2 Slijters en Metselaars De schrobnetvisscherij werd ook in 1890 als gewoonlijk aangévangen in het laatst van Januari of begin Februari. Zij werd uitgeoefend door 124 bommen en 25 loggers. Dit getal was een vijftiental minder dan in 1889. wat de bommen betreft en een drietal wat aangaat de loggers. Deze vis- scherij levert steeds een nadeeligen uitslag op* waardoor het aantal vaartuigen dat er aan deelneemt vermindert, en alleen het belang der visschersbevolking doet de reeders besluiten, een gedeelte hunner bommen daarvoor uit te rusten. De bommen besomden te zamen f 168,359.40 of f 1357.73 gemiddeld per schuit, zijnde f 216 meer dan in 1889. De oorzaak van dit voordeelig verschil ligt in de meerdere vangst, vooral van tong, welke vischsoort het vorig jaar in buitengewoon geringe hoeveelheid werd aangebracht. De bedongen prijzen waren zeer hoog. Groote schol werd even als in de laatste jaren niet gevangen. Hoewel nog niet algemeen wordt toch reeds drie vierde deel van de zooge naamde vrouwenvisch publiek verkocht en direct aan de vrouwen uitbetaald; de opbrengst daarvan was f 6113.95. Verlies van schuiten kwam niet voor. De loggers besomden gezamenlijk f 43,257.40, alzoo gemiddeld f 1730.29, zijnde f 127 minder dan in het vorige jaar. De oorzaak van dit nadeelig verschil ligt in de mindere vangstde geringe hoeveelheid groote schol, door deze schepen gewoonlijk op of nabij de -Doggersbank” gevangen, was dit jaar nog minder. De handel in versche visch op het buitenland was niet groot, daar het grootste deel der aanbrengst voor het binnen land kon gebezigd worden. Duitschlanddat zijn visscherij zelf uitbreidt en grooten toevoer uit het noorden ontvangt, doet den handel in dit artikel niet vooruitgaan. De verzen ding van rog naar België, waar die vischsoort zeer veel wordt gebruikt, ging achteruit door de geringe vangst. De Te Scheveningen Kooplieden Tappers en Timmerlieden Winkeliers L. 1 3. V1SSCHEKIJ EN DAARMEDE AANVERWANTE BEDRIJVEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1890 | | pagina 596