39
van
die
een
IX. tot de He Kamer der Staten-Generaal met het ver
zoek om het wetsontwerp tot reorganisatie der invoerrechten
niet aan te nemen. De Kamer zette hare bedenkingen tegen
het heffen van invoerrecht naar prijscourant uiteen, wegens
de practische bezwaren hieraan verbonden en de mogelijk
heid van willekeur. Zij verdedigde daarom het bestaande
recht naar de waarde, maar wenschte dit gebracht te zien op
10% en drong verder aan op vermindering van het aantal
inklaringsplaatsen aan de grenzen, daar het hieraan vooral
is toe te schrijven dat er zooveel rechten voor de schatkist
maar achtte een proefneming met graanrechten een stap
op den verkeerden weg. Afdoende bescherming van den
graanbouw zou volgens de Memorie van Toelichting door de
voorgestelde maatregelen niet worden verkregenofschoon
staging der broodprijzen onvermijdelijk volgt. Door deze
stijging zou dus een nieuwe belasting op haar eerste levens
behoefte op de schouders der natie worden gelegd, welke
in de eerste plaats zou drukken op die breede schaar
ingezetenen, voor wie brood het hoofdvoedsel is, en
financieel de minste draagkracht bezit, terwijl door
halven maatregel geen duurzame verbetering in den graan
handel zou worden gebracht. Om in de toekomst echter tot
graanrechten te kunnen komen, was volgens het gevoelen
der Kamer eerst noodig bescherming der nijverheid door
heffing van een recht op bewerkte grondstoffen. Wanneer
daardoor de nijverheid en dientengevolge de werkman in
beteren toestand is gekomen, dan zou een proef met graan
rechten overweging verdienen. Op deze gronden meende de
Kamer den Heer Bahlmann in overweging te moeten geven
de ingediende voordracht terug te nemen.
VIII. tot den Gemeenteraad van ’s-Gravenhage, waarbij
de Kamer aandrong op het nemen van een beslissing in
zake den aanleg van een haven te Scheveningen, en zulks
naar aanleiding eener missive van Burgemeester en Wet
houders d.d. 4/7 Maart 1890 No. 1069, 3e afd., waarbij
afwijzend werd beschikt op het verzoek aan de Heeren Clif-
fobd en Steebs een fatalen termijn te stellen voor de in
diening hunner plannen. Het gemotiveerd verzoek der Kamer
luidde om het werk of ten spoedigste aan genoemde heeren
op te dragen öf de haven op andere wijze tot stand te brengen.