142 kunnen overwegen, welke nadere bepalingen wellicht in het belang der Gemeente aan een concessie voor lan- geren duur behooren verbonden te worden. Nadat daaromtrent met de Maatschappij tot Exploi tatie van Staatsspoorwegen, als meest belanghebbende, daar zij zal aangemerkt worden als concessionaris voor zooveel betreft de bediening van den tramweg en de voldoening aan de verplichtingen, welke uit de concessie mochten voortvloeien, onderhandelingen waren gevoerd en ook bij den Minister van Waterstaat, Handel en Nij verheid, vertegenwoordigende den Staat, de vastgestelde punten geene bedenking hadden ontmoet, werd aan den Gemeenteraad voorgesteld, om met ingang van 1 Januari 1892 een nieuwe concessie te verleenen aan den Staat der Nederlanden met dien verstande, dat de Maat schappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen wordt aangemerkt als concessionaris, voor zooveel betreft de bediening van den tramweg en de voldoening aan alle verplichtingen, welke uit de concessie mochten voort vloeien voor het tijdvak, eindigende den 31 December 1923 of op zoodanigen vroegeren datum als waarop de ex ploitatie van den spoorweg van ’s-Gravenhage naar Gouda eindigt en op de voorwaarden der bestaande concessie, be houdens enkele wijzigingen, waarvan de voornaamste zijn lo. ter vervanging van de afwisselende jaarlijksche retributie, berekend naar het aantal wagens en loco motieven, wordt jaarlijks aan de Gemeentekas betaald de vaste som van f 6500. 2°. een gedeelte van het terrein der Stationsinrich ting te Scheveningen moet na aanzegging door Burge meester en Wethouders ter vrije beschik king der Gemeen te worden gesteld. Deze aanzegging zal niet geschieden vóór 1 Mei 1894 en zal daaraan slechts dan behoeven te worden gevolg gegeven, indien ten dage van die aanzegging een ander terrein lang 100 M. en breed 34 M. ter beschikking van den concessionaris wordt gesteld en bovendien vergund wordt het leggen in den bezuiden dat terrein gelegen publieken weg van wisselverbindingen. 3°. zonder vergunning van Burgemeester en Wet houders mogen niet meer dan drie rijtuigen gelijktijdig door de tramweglocomotief worden vervoerd. Tenzij op

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1891 | | pagina 148