’s-Gravenhage, Maart 1892.
I. Algemeene beschouwingen.
J
■j
was
1890
7643
3037
10680
1890
11.794
9.866
21.660
van
Meer in 1891.
604
711
1375
al de schoolgaande
ver-
Openbare scholen
Bijzondere
Btflage 20
Zooals uit de als bijlage C achter dit verslag gevoegde
tabel blijkt, leveren de totaalcijfers der schoolgaande kin
deren de volgende resultaten op
1891.
12.458
10,577
23.035
De percentsgewijze verhouding
kinderen tot de bevolking is in het afgeloopen jaar
nieerderd van 13.43 in 1890 tot 13.94.
De verhouding op de openbare scholen was in 1891
7.53% tegen 7.34% in 1890. Op de bijzondere scholen
bedroeg zij 6.40% tegen 6.14% in 1890.
Tabel D bevat de bijzonderheden omtrent de kosteloos
onderwezen kinderen. Hun aantal
1991.
7922
3163
11085
Openbare scholen
Bijzondere
Meer in 1891.
279
126
405
De verhouding tot de geheele bevolking is 6.69 tegen
6.65% in 1890; voor de openbare scholen 4.79 tegen 4.76%
in 1890; voor de bijzondere scholen 1.97 tegen 1.88% in
1890.
Op 1 Januari 1892 waren in de Gemeente aanwezig:
10554 jongens en 10930 meisjes boven de zes en beneden
de twaalf jaren.
Van deze kinderen genoten;
9190 jongens en 8935 meisjes lager schoolonderwijs, zoodat
1364 jongens en 1995 meisjes op 1 Januari geen school
bezochten.
Aan het hoofd der 101 op 31 December 1891 bestaande
openbare en bijzondere scholen (waaronder 5 openbare en
3 bijzondere herhalingsscholen en 1 bijzondere avondschool
voor volwassenen) waren geplaatst:
77 hoofdonderwijzers of onderwijzers van den 2den rang