I
3
NOTA betreffende het Koninklijk Instituut
ran Ingenieurs.
Met verwijzing naar bijlage 29, behoorende bij het verslag
van den toestand der Gemeente over het jaar 1890, wordt
medegedeeld, dat het Instituut op 13 Februari 1892 telde:
10 honoraire leden, 741 gewone- en 63 buitengewone leden,
te zamen 814 leden.
Van deze behoorden op dat tijdstip 157 leden tot de te
Batavia gevestigde Afdeeling .Nederlandsch-Indië”.
Het Instituut verkeert steeds in bloeienden staat. De
boekerij neemt voortdurend in omvang toe, zoo door ten
geschenke gegeven als door aangekochte boekwerken.
Onder de verhezen welke het Instituut door overlijden
heeft geleden, worden hier met name vermeld de volgende
leden: J. I. E. van Bergen, ingenieur van den Waterstaat
in Nederlandsch-Indië; C. A. Boonacker, tweede luitenant
der Genie; C. J. de Bruijn Kops, oud-gemeentearchitect
en oud-directeur der gemeentegasfabriek te DelftP. Labrijn
Dz. architect en oud-oppercommies van de centrale directie
van Schouwen. Burgh en Westland; M. D. graaf van Limburg
Stirum, oud-minister van Oorlog, oprichter van den anti-
dienstvervangingbondL. D. van Ouwerkerk, ingenieur en
medebestuurder van de fabriek van scheepsbouwkundige
werktuigen der firma Fop Smit Co. te Kinderdijk en J.
Verloop Czn. ingenieur-werktuigkundige van de voormalige
Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij.
Bijlage 12