36
zijn der
De scheepstimmerwerven hadden overvloed van werkde
betere uitkomsten der jaren 1890 en 1891 wakkerden den
aanbouw van schepen, voor vernieuwing zoowel als voor
uitbreiding der vloot, zeer aan.
Ook andere daarmede in verband staande bedrijven waren
zeer levendig. Het binnenvallen der bomschuiten te Vlaar-
dingen, enkelen ook te Maassluis, bleef voortduren, waardoor
het handelsverkeer op die plaatsen, ten nadeele van Scheve-
ningen toenam. Een groot deel der aldaar aangebrachte
pekelharing, werd evenals ten vorigen jare, te Scheveningen
verkocht, omdat de te bedingen prijzen aldaar beter waren
de handel in deze vischsoort blijft zich uitbreiden.
Met het oog op dien toenemenden handel, het gebrek aan
bergplaats voor de steeds grooter wordende vloot en het
onrustbarend afnemen van het strand is een visschershaven
niet slechts gewenscht. maar een steeds dringender behoefte
ook aan den verschen vischhandel zou de haven een on-
berekenbaren goeden toekomst verzekeren.
4. Scheepvaart.
a. Binnenlands.
Aan het einde van 1891 waren er in deze Gemeente 100
vaartuigen van 10 of meer tonnen inhoud, tegen 104 in 1890,
met een gezamenlijken tonneninhoud van 2937. De beurt
schepen, pak- en marktschuiten van en op ’s-Gravenhage
varende meten te zamen 2502 ton en de stoombooten tusschen
deze Gemeente en andere plaatsen en vice-versa hebben een
gezamenlijken inhoud van 911 ton (Zie verder hieromtrent
§7). Van de 100 vaartuigen bovenvermeld behooren er 14
te Scheveniugen tehuis; van de overigen zijn 17 bewoonde
vaartuigen, die met uitzondering van een, tevens dienen tot
berging en verkoop van goederen (matten, turf, enz.), 7 zijn
bij het fabriekswezen in gebruik, 4 liggen er aan de kool-
markt, 25 aan de aardappelmarkt, 20 aan de brandstoifen-
markt en 4 aan de fruitmarkt.
b. Buitenlands.
Omtrent de hier ter stede gevestigde reederijen
Kamer geen bijzonderheden bekend geworden.