36
e. Inrichtingen in het belang der Werklieden.
Voor zoover de Kamer bekend is, waren alhier gevestigd
1. De Vereeniging tot bevordering van ambachten onder
de Israëlieten
2. de Leesinrichting voor den Ambachtsman
3. de ’s-Gravenhaagsche Volksgaarkeukens;
4. de Vereeniging tot verbetering der woningen voor de
arbeidende klasse
5. de Haagsche Maatschappij
van kosthuizen
6. de Nederlandsche Vereeniging voor werklieden
7. de Algemeene ’s-GravenhaagscheWerklieden-Vereeniging;
8. de ’s-Gravenhaagsche Ambachtsvereeniging
9. de Nederl. Pensioenvereeniging voor werklieden;
10. het Nederlandsche Werkliedenfonds
11. het Waarborgfonds van het Ned. Werkl. Fonds;
12. de Vereeniging tot oprichting en instandhouding van
het suppletiefonds voor de pensioenen van oude werk
lieden en bedienden te ’s-Gravenhage.
d. Instellingen in het belang der Nijverheid.
Deze bestonden uit:
1. De Afdeeling der Vereeniging ter bevordering van
Fabrieks- en Handwerksnijverheid in Nederland, wier hoofd
bestuur ook alhier gevestigd is.
2. De Vereeniging van en voor Nederlandsche industrieelen.
3. Het Departement der te Haarlem gevestigde Maat
schappij tot bevordering van Nijverheid.
4. De Vereeniging voor Handel en Nijverheid.
5. De Vereeniging ter bevordering van de algemeene
belangen van Scheveningen.
6. Bank- en Cbedietinstellingen.
Aangaande het alhier gevestigde Agentschap der Neder
landsche Bank (agent de Heer H. M. de Vries), secretaris,
plaatsvervangend Agent de Heer A. P. H. Bodaan, blijken
voor het tijdvak 1 April 1890 tot 31 Maart 1891, uit het
openbaar gemaakt verslag van den President der Neder
landsche Bank, d.d. 31 Mei 1891 de volgende bijzonderheden:
Gedurende het boekjaar werd gedisconteerd:
voor een bedrag vanf 9.794.955.68
Het totaal der