36 Schie bij den onderbouw der de tegenwoordige Geest- en eventuëele beweegbaarma- V. tot Burgemeester en Wethouders dezer Gemeente, naar aanleiding van den toestand der Wagenbrug. De Kamer somde een aantal recente gevallen op, waaruit ten duide lijkste bleek dat de toestand der brug van dien aard is, dat in het belang der scheepvaart, voorziening en verbetering een dringende eisch is. Voor zoover de herhaaldelijk voor komende stremming der vaartuigen een gevolg is van den lagen waterstand, veroorzaakt door het spuien, gaf de Kamer in overweging den schippers hiermede in kennis te doen stellen, wanneer om deze reden de doorvaart door de brug belemmerd is. Verder achtte de Kamer ook een onderzoek noodzakelijk naar de fundamenten der vroegere brug, waarop de schepen dikwijls stooten. VI. tot den Raad dezer Gemeente bij brief d.d. 9 Novem ber 1891, waarbij de Kamer hare meening uitsprak omtrent het voorstel door het College van Burgemeester en Wet- IV. tot Gedeputeerde Staten van Zuidholland. bij brief van 20 Januari 1891, om in verband met de verbetering van het vaarwater tusschen Rijn en nieuwe bruggen ter plaatse van Tolbruggen te rekenen op eene king dier bruggen. Draaibruggen toch aldaar zouden land bouw en scheepvaart beiden ten goede komen en dit werk scheen te meer rationeel daar eene soortgelijke beslissing genomen was ten opzichte van twee bruggen in de gemeente Voorburg. aandrong op Staats-exploitatie van het telephoonnet. Alleen door middel van naasting door den Staat, meende de Kamer, is een einde te maken aan het monopolie der Ned. Bell- Telephoonmaatschappij, dat deze door haar telephoon-ex- ploitatie in de centra van verkeer thans feitelijk geniet en waardoor zij haar hoog tarief kan handhaven. De Kamer bracht hierbij tevens voor zooveel noodig in herinnering, dat door Staats-exploitatie de inkomsten, welke nu door het verminderd gebruik van den telegraaf voor de schatkist verloren gaan, zouden behouden blijven voor het Rijk Bij overwegende bezwaren tegen naasting meende de Kamer nader te mogen aandringen op wettelijke regeling van den telephoondienst.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1891 | | pagina 579