36 Adviezen werden uitgebracht: I. aan den Minister van Waterstaat enz. in zake het Ontwerp-Reglement, houdende algemeene bepalingen betref fende de Kamers van Koophandel. Omtrent enkele punten van het voorstel, waarmede zij overigens als geheel met ingenomenheid kennis nam, veroorloofde de Kamer zich enkele opmerkingen. Zij wenschte in de eerste plaats vast gesteld te zien, dat de Kamers van Koophandel als scheids rechter konden optreden bij geschillen tusschen patroons en werklieden. Het veld voor de keuze van leden der Kamers wenschte zij mede te zien uitgebreid, door de keuze mogelijk te maken van industriëelen, niet gevestigd ter plaatse waar de Kamer zetelt. Behoudens deze opmerkingen met enkele anderen van minder ingrijpend belang, vereenigde de Kamer zich met het voorstel. II. aan denzelfden Minister bij brief van 23 Juni 1891, betreffende het Ontwerp tot instelling van een Centralen Raad voor Handel en Nijverheid. De Kamer achtte het on vermijdelijk dat in een adviseerend lichaam, zooals dat bij dit Ontwerp door de Regeering werd voorgesteld, de belangen van den Handel, met achterstelling van die der Nijverheid, te zeer op den voorgrond werden geplaatst. Zij meende ook dat de belangen van twee zeer uiteenloopende takken van volksbestaan, niet door een en hetzelfde lichaam konden worden behartigd. De Kamer gaf daarom in overweging het voorstel te splitsen en over te gaan tot de instelling van VIII. tot de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen in antwoord op haar vraag omtrent hetgeen door haar kon worden verricht in het belang van den handel in vruchten enz. van het Westland op Engeland. De Kamer gaf, op voorlichting van de Vereeniging „het Westland” en verdere deskundigen, de meest uitgebreide inlichtingen. betuigen met een verzoek der Kamer van Koophandel te Rotterdam, ten einde eene betere regeling te verkrijgen der treinverbindingen met Duitschland, opdat, ook in het belang der reizigers uit de Residentie, het traject Rotterdam-Ober hausen, gelijk worde aan dat van Amsterdam en genoemd station. i

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1891 | | pagina 581