58
Op den 28n dier maand werd de Noordelijke sluis-
opening op nieuw drooggelegd, waarna de inmiddels
gegoten 650 K.G. zware metalen schoen aan de deur
werd aangebracht.
Den 3n Februari werd de deur weder op haar taats
gezet en het watei* in de sluisopening gelatennadat
de dammen waren opgeruimd, werd den lOn Februari
de Noordelijke sluisopening weder voor het spuien in
gebruik genomen.
Onmiddellijk daarna werd met hetzelfde werk aan
de Zuidelijke waaierdeur begonnen, en dit met zooda-
nigen spoed voortgezet, dat reeds den 28n Februari de
dammen opgeruimd en ook de Zuidelijke sluisopening
wederom voor het spuien werd opengezet.
Ter beproeving van de zeesluisdeuren werd den 5n
Maart de voorboezem van het kanaal opgemalen en
werden de deuren bij een verschil in drukhoogte van
3 M. geopend; de beweging geschiedde zeer gemakkelijk.
Eene in den Zuidelijken kanaaldijk nabij liet stoomge
maal ontstane belangrijke afschuiving bracht geen storing
in de natuurlijke loozing, doch moest hersteld zijn vóór
met de zomerspuiing kon worden aangevangen.
Bij Raadsbesluit van 24 Maart 1891 werd de hiervoor
aangevraagde som van f 4000 toegestaanbenevens
een som van f 2000 voor versterking van het stor-
tebed buiten de zeesluis.
Beide werken kwamen nog vóór het begin der zomer
spuiing gereed.
Nog bleek bij een peiling in de buitenhaven in April
van dit jaar, dat vóór het stortebed zoodanige ontgron
ding was ontstaan, dat de verdedigde beloopen aan
weerszijden over een lengte van pl. m. 40 M. verzakt
waren.
Ten einde hierin te voorzien vóór den aanvang der
zomerspuiing moesten de onderzeesche beloopen door
zinkstukken met steenbestorting worden beschermd,
waartoe bij Raadsbesluit van 14 April 1891 een crediet
van f 8100 werd toegestaan.
De bewegingstoestellen voor de deuren der zeesluis
en voor die der sluis in de Loosduinsche vaart kwamen
gereed en voldoen goed.
Ook het draaien der waaierdeuren leverde na de