L
104
tegen Feeders en schippers van Grimsby wegens ver
nieling van haringnetten. Na eene langdurige correspon
dentie met de Engelsche autoriteit en na ettelijke ver-
hooren werden die zaken 20 en 21 Mei 1892 te Great
Yarmouth behandeld. Aan een’ reeder werd eene schade
vergoeding van f 1.781.25 toegekend, de tweede zaak
had een ongunstig verloop.
Eene andere zaak van 1891. die nog in Engeland aan
hangig was gebleven, werd in Maart 1892 te Great
Yarmouth behandeld. Het gold eene klacht tegen een’
schipper uit Lowestoft. De schipper werd veroordeeld
tot 1 boete of 7 dagen gevangenisstraf en de betrokken
reeder van Scheveningen kreeg X’ 40 schadevergoeding.
Nog eene zaak die einde 1891 niet was afgedaan tegen
een’schipper van Scheveningen op klacht van een’schipper
uit Maassluis, wegens beschadiging van eenige brails,
werd in Maart 1892 berecht en de Scheveningsche
schipper veroordeeld tot f 10 boete of 10 dagen gevan
genisstraf.
In 1892 werden 12 akten opgemaakt wegens verlies
van ankers en kabels aan zeven verschillende telegraaf
kabels. Door de Duitsche Regeering is reeds in één
geval schadevergoeding betaald en door de Engelsche
Regeering in drie gevallen. Eene aanvraag werd door
de Deensche Regeering afgewezen op grond dat op de
aangewezen plaats in de Noordzee geen Deensche tele
graafkabel lag.
De andere aanvragen bleven op 31 December 1892
nog in behandeling.
Klachten werden ingebracht door de equipages van
twee Scheveningsche schepen tegen twee kotters van
Ostende wegens vernieling aan haringnetten. Deze
zaken zijn nog bij den Belgischen rechter aanhangig.
Eene klacht van een’ Scheveningschen schipper tegen een
schip uit Scarbourough wegens gelijk feit is nog in
Engeland in onderzoek.
Tengevolge van de lage haringprijzen hadden 8 ge
vallen van desertie op de geheele vloot plaats, alle van
zoogenaamde „buitenlieden”, die alleen voor de haring-
visscherij worden aangenomen. Zes waren vreemde
lingen.
De aanmonstering had geregeld plaats en de orde