I
I
19
w
ft
1891 tot 1 April 1892 gegolden heeft, onderging voor den
dienst 1892/93 eene kleine wijziging. In de verbintenis
namelijk in 1884 met de H. IJ. S. M. aangegaan voor het
vervoer van kolen en goederen langs de lijn van den stoom
tramweg van het station den Haag naar Scheveningen, komt
de bepaling voor, dat bij een transport van meer dan 5.000
waggons van 10.000 KG. ’s jaars eene reductie van 5 cent
per ton zal worden toegestaan, mits die waggons langs de
lijnen der H. IJ. S. M. te ’s-Gravenhage zijn aangekomen.
In de voorwaarden voor den aankoop van kolen werd nu
de bepaling opgenomen, dat bij derving van deze korting,
tengevolge van aanvoer te ’s-Gravenhage langs de lijnen
van den Staatsspoorweg de kolenleveranciers de daaruit
voortvloeiende schade aan de gasfabriek zouden vergoeden.
Aangezien van de in 1892 vervoerde hoeveelheid a 57.194
ton, 44.116 ton langs den S.S. is aangevoerd, werd ingevolge
deze bepaling door de heeren van Nievelt en C°. en Bingham
f 2.859,70 aan de gasfabriek uitgekeerd.
Gedurende het geheele jaar is er eene hoeveelheid kolen
voldoende voor drie maanden, tot een maximum evenwel
van 1.300 waggons van 10.000 KG., in voorraad geweest.
Neemt men in aanmerking, dat deze opslag voor een groot
gedeelte in de open lucht geschiedde, en dat het gebruik
van cannelkolen en hars tot verhooging der lichtkracht
van het gas gering is geweest, dan is de verkregen productie
van 2804 M3 per 1000 KG. kolen zeer hoog te noemen.
Ingevolge Raadsbesluit van 27 September werd aan de
coöperatieve bouwvereeniging „Ons Belang” gerestitueerd
een bedrag van ƒ450,welke som in 1890 door die Ver-
eeniging is betaald geworden, voor aansluiting aan de gas
leiding ten behoeve van hare perceelen gelegen aan de
Kerkhoflaan.
In dezelfde raadszitting werd in de verordening, regelende
het beheer der Gemeentegasfabriek, (1880 Verz. n°. 511)
eene bepaling opgenomen, welke aan den Directeur de bevoegd
heid verleent, ambtenaren te straffen met inhouding van
traktement tot een bedrag van ten hoogste f 10,— en hen
te schorsen voor den tijd van ten hoogste 14 achtereen
volgende dagen met geheele of gedeeltelijke inhouding van
traktement over den tijd van schorsing. Bij de behandeling
van dit voorstel bleek tevens de wenschelijkheid om eene
nieuwe verordening, in overeenstemming met de sedert de