20 liooren deze gaandeweg tot de uitzonderingen. De groote meerderheid van het onderwijzend personeel verdient geroemd te worden wegens zijn lust, ijver en geschiktheid. Er zijn zelfs eenige uitstekende onderwijzeressen, zoowel onder die der 1ste als der 2de klasse, terwijl onder die der 3de klasse zeer goede elementen worden aangetroffen. Blijk baar vindt het denkbeeld, dat ook dit vak moet onderwezen worden naar eene beproefde vaste methode meer en meer ingang, en leggen de meeste onderwijzeressen zich met ernst toe op het oordeelkundig toepassen daarvan. De meerdere en betere gelegenheden ter opleiding in dit vak, zijn velen der jongere onderwijzeressen blijkbaar ten goede gekomen. De cursussen in de methodiek van Gemeentewege in 1891 en 1892 gegeven, worden geregeld door haar gevolgd. De meeste barer hebben daarvan dan ook goede vruchten geplukt. Het behoeft geene nadere bevestiging dat dit gunstig oordeel zoowel de vak- als de klasseonderwijzeressen geldt. Ligt het in den aard der zaak dat de laatste in den regel meer paedagogisch ontwikkeld zijn, in technische vaardigheid zullen de eerste dikwijls de palm wegdragen, terwijl de bil lijkheid vordert te erkennen, dat sommige harer ook wat tact en geschiktheid tot onderwijzen betreft, niet bij de eerste behoeven achter te staan. Het Comité verheugt zich dat, wat de meeste scholen voor on- en minvermogenden betreft gevolg gegeven is aan zijnen ten vorigen jare uitgesproken wensch, datn. 1. de bepalingen betreffende het onderwijzend personeel in dien zin mochten gewijzigd worden, dat het aantal onderwijze ressen gelijk zij aan dat der klassen,de onderwijzeressen, ïste klasse, niet medegerekend. Op de meeste der bovengenoemde scholen is deze maatregel thans toegepast. Het Hoofd van ééne der Burgerscholen intusschen, wendde zich tot ons Comité met het betoog dat eene dergelijke regeling evenzeer wenschelijk is voor de categorie van scholen, waartoe de zijne behoort. Het Comité deelt deze meening ten volle en acht zich daarom verplicht Uwe medewerking voor de vervulling van dezen wensch in te roepen. Bij het samenstellen der voordrachten van nieuw te be noemen onderwijzeressen traden de Hoofden der scholen bijna zonder uitzondering in overleg met de sub-commissie uit het Comité, welke zich met deze zaak heeft belast. Zij woonde

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1892 | | pagina 334