subsidair besluit tot eventuëele verlenging van het examen,
als door de vergadering van 24 Juni ten aanzien van tien
leerlingen genomen was. Zij meenden dat de hierboven aan
gehaalde bepaling van het Koninklijk besluit aan de exami
natoren slechts dan de bevoegdheid geeft om verlenging van
het examen te verlangen, wanneer zij die verlenging nood
zakelijk achten tot vestiging van hun eigen oordeel over
den examinandus, en geenszins in andere gevallen, in welke
zij haar noodzakelijk achten om den uitslag van het examen
te doen overeenstemmen met de werkelijke maat der kennis
van den examinandus.
De juistheid dezer meening in het midden latende, stemde
de vergadering er in toe, ditmaal geen zoodanig subsidiair
besluit te nemen, in het vertrouwen dat de gecommitteerden,
waar zij zich niet mochten kunnen vereenigen met het ge
voelen der met de vorderingen der leerlingen meer bekende
leeraren, zelven wel voortzetting van het onderzoek nood
zakelijk zouden achten.
Over deze groep kwam de vergadering tot het gevoelen
dat één leerling moest worden afgewezen, dat aan negen
leerlingen het getuigschrift kon worden toegekend, en dat voor
éénen leerling verlenging van het examen noodzakelijk was.
Vervolgens hebben de gecommitteerden, na afzonderlijke
beraadslaging, het resultaat daarvan aan de vergadering
medegedeeld, natuurlijk alleen voor zooveel de tien eerst
bedoelde leerlingen betrof.
Ten aanzien van de afwijzing van éénen leerling en de
toekenning van het getuigschrift aan zeven leerlingen
vereenigden zij zich met het gevoelen der leeraren. Ten
aanzien van de twee anderen was dit niet het geval. Voor
den eenen achtten zij verlenging van het examen noodzakelijk
ten aanzien van den anderen waren zij overtuigd dat ver
lenging van het examen hun ongunstig oordeel niet zou
kunnen wijzigen en verlangden dus hunnerzijds die verlenging
niet; niettemin verklaarden zij zich bereid om, indien het
de bedoeling der leeraren mocht zijn geweest dat ook deze
leerling niet dan na voortgezet examen zou worden afgewezen,
die voortzetting af te wachten en eerst daarna hun oordeel
over hem uit te spreken. Van deze bereidwilligheid maakte
de vergadering gaarne gebruik.
Voor drie leerlingen zou dus het examen worden voort
gezet; 4 Juli werd daartoe bestemd (tusschen 27 Juni en