ZEVEN EN DERTIGSTE jaarcerslag
der Soepin richting voor arme Israëlieten te
's-Gravenhage. 18911892.
Op 1 December 1892 werd de rekening en verantwoording
van den Penningmeester over het dienstjaar 1891/92 door
de vergadering goedgekeurd. Het reglement onzer instelling
legt daarna den secretaris de verplichting op een Jaarverslag
uit te brengen. Ware het niet dit reglementair gebod, dat
nagekomen moet worden, een Jaarverslag zoude over 1891/92
totaal overbodig kunnen heeten na de uitvoerige schriftelijke
toelichting, die de thans helaas overleden penningmeester
Sarluis in Juni 1892 bij zijne rekening en verantwoording
voegde.
Onze inrichting onderging wat wezen en wijze van be
heer betreft in het afgeloopen jaar geene gewichtige ver
anderingen. Zij streefde kalm haar doel verder na, en bood
den behoeftigen op de haar eigen wijze steun, zoover de
financiën zulks maar eenigszins gedoogden.
De gewone hulpbronnen: opbrengst der jaarcollecte, vaste
jaarlijksche bijdragen en extragiften, die onze inrichting telken
jare ten dienste staan, werden dit jaar versterkt door eene
buitengewone inkomst nl. de opbrengst eener „kwartjes-
collecte,” in Februari 1892 gehouden. De niet geringe ver
meerdering van inkomsten, door dezen buitengewonen maat
regel ontstaan, had natuurlijk hare zegenrijke gevolgen
meerdere uitdeelingen aan behoeftigen, en aanvulling der
kas, die door eene belangrijke uitgave voor reparatiën had
moeten worden aangesproken.
Behalve den heer Abr. Bloch, die voor het bestuurslid
maatschap bedankte, had de Soepinrichting nog het verlies
te betreuren van haren penningmeester, den heer Sarluis. Aan
eerstgenoemde werd namens de vergadering dank gebracht
Bijlage 28