34
Uit het in dit verslag opgenomen overzicht van de visscherij
blijkt dat de uitkomsten van dien tak van volksbestaan
niet ongunstig waren. Door reeders en handelaren wordt
groote activiteit ontwikkeld, terwijl de bemanning der visschers-
vloot in het algemeen stof tot tevredenheid geeft De bloei
van Scheveningen als visschersplaatsismeeren meer verzekerd.
De aandacht der Kamer werd meermalen gevestigd op
den toestand der grachten. In dit opzicht valt geene ver
betering waar te nemen. Sedert de hooggeroemde water-
verversching is de toestand der grachten voor de schipperij
verergerd. Het water staat in de grachten dezer Gemeente
meestal -j- 1.90 M. D. P., terwijl de diepte bij de gemetselde
kademuren 90 cM. en bij de schoeiingen 40 cM. bedraagt.
Tengevolge der spuiing echter komt het grachtwater ge
woonlijk 15 a 20 cM. beneden het gewone peil. In het
begin van December 1892 daalde het zelfs 28 a 30 cM.
Voor de scheepvaart levert deze lage waterstand een groot
bezwaar op. De Fruithandel van het Westland moest dien
tengevolge ook veel schade ondervinden.
Herhaaldelijk gebeurde het dat door het soms uren lang
oponthoud, tengevolge van het door lagen waterstand vast
raken der schuiten onder de Wagenbrug, de goederen niet
op tijd hunne bestemming bereiken konden. Een Westlander
met ƒ6000 aan vruchten, bestemd voor Engeland kon
door het bij de Wagenbrug ondervonden oponthoud de boot
te Rotterdam niet in tijds treffen en moest met groote
schade de belangrijke bezending achterlaten.
Ook de Gemeente binnenkomende schepen ondervinden
dikwijls schade door stremming der vaart onder bedoelde
brug. De Kamer vond hierin aanleiding het Gemeentebe
stuur op den onhoudbaren toestand (ook ten gevolge der
waterverversching) van de Wagenbrug te wijzen en ander
maal aan te dringen op het nemen van maatregelen om in
dezen staat van zaken verbetering te krijgen.
Door verschillende handelaren daartoe aangezocht, wendde
de Kamer zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken
om de aandacht te vestigen op het nadeel dat de veehandel
ondervond door de bepalingen voorgeschreven tot beteuge
ling van het in eenige Gemeenten uitgebroken mond- en
klauwzeer. De Kamer wees er op dat de maatregelen tot
afsluiting der aangewezen kringen weinig doelmatig waren
en legde er nadruk op dat het karakter der ziekte weinig