34 8. Samenstelling en handelingen der Kamer. Het personeel der Kamer bleef gedurende 1892 onver anderd. Bij gelegenheid der verkiezing tengevolge van de perio dieke aftreding op 1 Januari 1893 van vijf leden de heeren D. J. van Bijsterveld Sr., A. A. Knuijver, H. A. van de Rovaart. A W. P. Sterkman en B. Derksen, mochten de vier eerstgenoemden met groote meerderheid hun mandaat vernieuwd zien, terwijl in de plaats van den Heer Derksen gekozen werd de heer HP. de Swart, bij eerste stemming. Van de voornaamste onderwerpen in de vergaderingen der Kamer behandeld volgt hieronder een beknopt overzicht. De Kamer wendde zich: I. tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, bij brief van 15 Maart 1892, in antwoord op een verzoek om mededeeling van het gevoelen der Kamer of de bezwaren der schipperij tegen den wettelijk en termijn van drie losdagen, bedoeld bij art. 475 van het Wetboek van Koophandel, voor met zeeschepen gelijk gestelde binnenvaartuigen, die soms buitengaats gaan, gegrond zijn te achten. De Kamer deelde hierop als haar gevoelen mede, dat in deze Gemeente voor dergelijke schepen van 50 last of minder drie losdagen, mits achtereenvolgende werkdagen, voldoende zijn. II. tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, bij brief van 12 April 1892. waarin de Kamer aandrong op de op heffing der epidemisch verklaring van de typhusziekte te Scheveningen. De Kamer wees op het sporadisch voorkomen der ziekte en op het gevaar dat de badplaats bedreigde, vooral nu de aantrekkelijkheid van een verblijf aldaar verhoogd werd door de te houden Sporttentoonstelling, indien het buiten land partij trok van het officieel bekend gemaakt bestaan eener gevreesde epidemie. Tot staving van hare meening dat de ziektegevallen slechts noode den naam eener epidemie wettigden, legde de Kamer eene opgaaf over van het aantal aangetasten en der sterfte in eenige weken. III. tot denzelfden Minister, bij brief van 30 Nov. 1892. naar aanleiding van bij de Kamer ingekomen klachten omtrent het nadeel dat de veehandel ondervindt door de bepalingen, voorgeschreven tot beteugeling van het in eenige Gemeenten

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1892 | | pagina 599