34 rept is gebleven, achtte zij zich geroepen om, waar de belangen van zoovelen, inzonderheid onder de mingegoeden op het spel staan, er bij den Minister met den meesten ernst op aan te dringen eene herziening der bestaande regeling, die niet was aangelegd op den omvang, welken het bedrijf der levensverzekering heeft genomen, in overweging te nemen. VI. tot Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, bij brief van 15 November 1892, waarbij de Kamer met herinnering aan haar schrijven van 20 Januari 1891 aandrong op het beweeg baar maken der bij het werk der vaartverbetering tussschen den Rijn en de Schie geprojecteerde vaste bruggen. De Kamer vond aanleiding tot dit schrijven in een verzoek van de Kamer van Koophandel te Leiden, waarin gewezen werd op het nuttelooze der vaartverbetering indien de aan die vaart gelegen vaste bruggen niet door beweegbare werden vervangen. Daar ook de belangen der gemeente ’s-Graven- hage betrokken zijn bij eene afdoende verbetering van genoemden waterweg, meende zij zich te dezer zake ander maal tot Ged. Staten te kunnen wenden, terwijl zij er tevens op wees dat het binnen korten termijn afloopen van de concessie der Spoorweglijn Leiden-Woerden, waardoor ook de vaste brug in die lijn over den Vliet bij Leiden door eene beweegbare zou kunnen worden vervangen, ten voor- deele van het verzoek pleit. VIL tot den Raad dezer Gemeente, bij brief van 15 Fe bruari 1892, naar aanleiding van een bij de Kamer ingekomen schrijven der Vereeniging. „Onderling Belang”, waarin de aandacht werd gevestigd op het te dezer stede heerschend stelsel van opdrijving van het vergunningsrecht. Van de juistheid der ontwikkelde grieven overtuigd, staafde de Kamer in haar schrijven met cijfers dat in vergelijking met de gemeenten Amsterdam en Rotterdam, het vergunnings recht hier ter stede te hoog is. Vooral bij vergelijking met Rotterdam, waar de toestanden met die van ’s-Gravenhage vrij wel overeenkomen, bleek dit verschil. Terwijl toch in eerstgenoemde plaats in de jaren 1888 en 1889, per ver gunning werd betaald respectievelijk f 57.20 en f 57.70, waren deze bedragen te ’s-Gravenhage ƒ86.50 en ƒ88.50. een bedrag nog aanzienlijk hooger zelfs dan het in Amsterdam geheven recht, waar de huurwaarde der huizen hooger is. In de tweede plaats vestigde de Kamer de aandacht op

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1892 | | pagina 601