64 Februari Maart April Mei 13.849191 14.264475 15.260649 13.348107 2o. Vaart ver betering. Met betrekking tot het in het vorige jaarverslag ver melde aan te leggen kanaal werden de stukken, bedoeld in art. 6 der Wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad 125), regelende de onteigening ten algenieenen nutte (be stemd om overeenkomstig art. 7 dier Wet ter inzage te worden nedergelegd) aan het Departement van Water staat. Handel en Nijverheid ingezonden. Door den Minister werden nadere inlichtingen gevraagd; eene nota ter beantwoording dier vragen is in bewerking. 3o. Wr a t e r v e r v e r s c h i n g. Aangaande de exploitatie en bet onderhoud van de werken der Waterverversching valt het volgende mede te deelen: De in zee geloosde hoeveelheid water bedroeg: in Januari 12.053492 M’. Te zamen 68.775914 M dat is gemiddeld 13.755182 M3. per maand 3.126177 week 452473 dag. Onder de geloosde hoeveelheden zijn begrepen 1.195150 M'., welke kunstmatig zijn opgebracht, gedeel telijk ten behoeve en ten koste van Delfland, toen wegens te hooge zeestanden natuurlijke loozing onmogelijk was. Niet geloosd werd gedurende de periode der natuur lijke loozingen van 1 Januari tot ultimo Mei: wegens te hooge zeestanden bij 22 getijden wegens te lagen boezemstand bij 7 getijden. Op 1 Juni werd ingevolge de vergunningsvoorwaarden van Delfland met de kunstmatige loozing begonnen, en werd het water tot en met den 6'len dier maand dag en nacht opgepompt en dagelijks in zee geloosd, zoodra de zeestand dit toeliet. In verband met de opening van het badseizoen op 7 Juni werd met ingang van dien datum (ingevolge besluit van Burgemeester en Wethouders dd. 1/4 April) de loozing geregeld op denzelfden voet als in den zomer

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1892 | | pagina 70