71
den 25sten November 1891 4 gevallen, den 28sten No
vember 1, den Isten December 3. waarna den 2den De
cember door den Inspecteur is kennis gegeven van eene
typhus-epidemie te Scheveningen.
Men heeft gemeend bij de aangiften van aangetasten
mede te moeten opnemen de aangiften, nagenoeg bij
uitsluiting gedaan door anderen dan bedoeld in art. 19
der wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten
(dikwerf, doch omdat zij geenszins uitsluitend epide-
iniën behandelt ten onrechte, de Epidemie-wet genoemd).
Volgens de aanteekeningen ter Secretarie, hebben be
dragen gedurende het tijdvak der epidemisch verklaring
(2 December 1891 tot 2 Mei 1892. d i. bijna 22 weken)
de aangiften 41 en de overlijdensgevallen 6. waarvan
in 4 stellig typhus werd aangegeven, in één de doods
oorzaak twijfelachtig werd gesteld en in één geval die
oorzaak werd aangegeven als «pneumonia crouposa et
typhus exanthematicus.”
Ook de aangiften van aangetasten bleven niet geheel
buiten twijfelachtige gevallen.
Ten spoedigste is een barak buiten het dorp opge
richt ter opneming van Scheveningsche typhus-lijders;
volgens de bij Burgemeester en Wethouders ingeko
men opgave, is daarvan, ondanks alle aansporing, gedu
rende het tijdvak der epidemisch verklaring slechts
gebruik gemaakt door 2 personen.
In de meeste gevallen echter werd tegen overbrenging
naar de barak bezwaar gemaakt. Eene machtiging in-
tusschen die, volgens zijne mededeeling op aansporing
van den Inspecteur, een geneesheer vragen moest om
geneeskundige hulp te weigeren aan patiënten die zich
verzetten tegen opneming in de barak, hebben Burge
meester enWethouders gemeend niet te mogen verieenen.
De Inspecteur van liet Geneeskundig Staatstoezicht
had aangedrongen op eene verplaatsbare barak, die zoo
veel mogelijk in de nabijheid der besmette woning kon
worden geplaatst, en die zou moeten dienen zoowel
tot verpleging van ten minste een twaalftal personen
als tot tijdelijke opneming van een gezingedurende.de
ontsmetting der woning
Burgemeester en Wethouders hebben echter tot hun
leedwezen aan dit verlangen van den Inspecteur niet