76 dringendste aanbevolen, niet uitnoodiging om. mocht zich een geval van cholera aldaar voordoen, daarvan onverwijld mededeeling te doen. Verder werd hem op gedragen de houders van slaapsteden met aandrang uit te noodigen, hunne latrines te reinigen en rein te houden. De Hoofdcommissaris werd ook uitgenoodigd er de noodige orde op te stellen dat streng worde toegezien of de voorschriften, gegeven voor het houden van mest putten. mestverzamelingen en varkens, stipt worden nageleefd en c. q. onverwijld opgave te doen van de namen van hen. wier vergunningen, wegens het niet voldoen aan de voorwaarden, zouden behooren te wor den ingetrokken. Bijzondere waakzaamheid ten opzichte van art. 8 der Wet. houdende voorzieningen tegen besmettelijke ziekten, werd hem mede aanbevolen. De Directiën der verschillende Spoor- en Tramweg- maatschappijën werden uitgenoodigd er de noodige orde op te willen stellen dat de latrines in de gebouwen en loodsen hunner maatschappij weiden gereinigd en rein gehouden. Een aantal openbare kranen der waterleiding werden te 's-Gravenhage en te Scheveningen bijgeplaatst, in zonderheid in de meer laag gelegen gedeelten der Ge meente. waar de meeste kans voor slecht drinkwater aanwezig is. De afgifte van duinwater aan hen. die geene verbin tenis met de Gemeente aangingen, werd oogluikend toegelaten, mits die afgifte geschiedde door middel van emmers of andere draagbare vaten. Zoo alhier als te Scheveningen werd duinwater kos teloos uitgedeeld op ruime schaal overal, waar daaraan gebrek was. in het bijzonder langs grachten waar schip pers met hunne vaartuigen vertoeven, in armenwijken en in aanbouw zijnde wijken. In verschillende slaap steden, waar duinwater ontbrak, werd dit kosteloos uitgedeeld. De geneeskundigen werden, met herinnering aan art. 16 der Wet. houdende voorzieningen tegen besmettelijke ziekten, overeenkomstig dit artikel dringend uitgenoodigd ten spoedigste «kennis te geven van elk hun voorkomend

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1892 | | pagina 82