11
Bijlage
van
VERSLAG aan Zijne Excellentie den Minister
tan Binnenlandsche Zaken over den Staat
der Koninklijke Muziekschool in 1893.
Overeenkomstig het voorschrift van art. 9 van het
Reglement, hebben wij de eer Uwer Excellentie het navol
gende mede te deelen.
A. Toestand van het gebouw.
Het gebouw verkeert in voldoenden toestand van onderhoud.
Een gebouwtje, in den tuin der school, den Concierge
tot woning aangewezen, is door het Gemeentebestuur van
’s-Gravenhage tot een ander doel bestemd en ingericht. In
plaats daarvan is door dat bestuur den Concierge een
bovenhuis ter bewoning aangewezen, grenzende aan het
gebouw der school, daarmede door een deur in gemeen
schap gesteld.
B. Onderwijzend- en dienstpersoneel.
Den leeraren der Oboë-klasse J. Hemmes en der Hoorn-
klasse L. van de Velden, werd op hun verzoek door Uwe
Excellentie een eervol ontslag uit hunne betrekking ver
leend, den eerstgenoemde met den 2den Maart 1893 om
redenen van gezondheid en den laatste met den Isten Sep
tember daaraanvolgende, wegens vergevorderden leeftijd.
In hunne plaats werden tijdelijk door ons aangesteld als
leeraar der Oboë-klasse de heer H. A. de Witt, oboïst in
het orkest der Koninklijke Fransche Schouwburg alhier en
als leeraar der Hoornklasse den heer E. Pbeus, onderwij
zer aan de afdeelingsmuziekschool der Maatschappij tot
bevordering der Toonkunst te Rotterdam.
Het onderwijs in de hulppiano-klassen werd gedurende
1893 toevertrouwd aan de leerlingen Beusekamp, Bei.iersbek-
gen, Gkavelotte en Zalbin.
Overigens kwamen geene veranderingen in het onderwij
zend- en dienstpersoneel voor.