19
Letter B
van
VERSLAG omtrent den toestand der Gemeentelijke
Bewaarscholen, uitgebracht door de Commissie
van toezicht op die scholen.
Ingevolge art. 4 al. 2 der verordening van 28 Juni 1892,
no. 6 heeft de Commissie van toezicht op de Gemeentelijke
bewaarscholen de eer, U het volgende verslag over 1893
aan te bieden
I. Algemeene Opmerkingen.
Evenals de vorige jaren bezocht de Commissie drie of
meermalen de verschillende Gemeentebewaarscholen. Zij ging
voort met aan de onderwijzeressen eene bepaalde taak op te
dragen. In de eerste helft van ’t jaar was dit het doen van
eene vertelling. Later kwamen de spreekoefeningen aan de
beurt, waarbij zoowel op het spreken der onderwijzeressen
als op dat der kinderen werd gelet. Hoewel menige ver
telling door haar is gehoord, waarover de Commissie wat
in houd, strekking en wijze van voordracht aangaat, niets
er toch ook gegeven, waaraan zij
’t geen
in houd, strekking
dan lof heeft, werden
weinig waarde toekende.
De Commissie bleef aanteekening houden
ze opmerkte.
Zij stelde zich bij hare bezoeken o. a. ook tot taak, de
onderwijzeressen te vergelijken om zich door hare bevinding
te doen voorlichten bij bevordering. Zij is begonnen bij
vacatures alleen de beste, ter nadere vergelijking, op te
roepennatuurlijk het betrokken hoofd vrijheid latende
daarbij te voegen, wie naar hare meening in aanmerking
diende te komen.
2. Onderwijzend Personeel.
Op 1 Decr. 1893 waren aan de Gemeentebewaarscholen
werkzaam7 Hoofden, 41 Onderwijzeressen en 33 kwee-
kelingen, waaronder 5 met acte van onderwijzeres, d. i. in
’t geheel 3 kweekelingen meer dan op 1 Debr ’92.
Nog altijd is op elke der bewaarscholen van twee klas
sen, de leiding opgedragen aan kweekelingen De commissie
veroorlooft zich te verwijzen naar ’t geen daaromtrent in
’t verslag over ’92 werd gezegd, in de hoop, dat bij de
eerstvolgende begroeting op hare bezwaren kan worden gelet.