24
12, 14 en 15, gewijzigd werd. Uit een den Gemeenteraad
aangeboden dubbeltal werd in de Raadsvergadering van 19
December 1893 tot die betrekking, met ingang van 1 Jan. 1894,
benoemd de heer J. F. Carrière, tot dusver als Armenopzichter
bij het Armbestuur werkzaam.
Voorts werd door Burgemeester en Wethouders aan den
heer J. M. Jvan Hunsel, op zijn daartoe gedaan verzoek, wegens
hoogen leeftijd en na 23 jarigen dienst, een eervol ontslag
uit zijne betrekking van Armenopzichter, met ingang van
1 October 1893, verleend met toekenning van eenig pensioèn.
In de hierdoor ontstaande vacature werd voorzien door de
benoeming van den heer A. Jacobsen bij besluit van Burgemeester
en Wethouders van 8 September 1893; terwijl voor die, door de
benoeming van den heer J.F Carriere met 1 Januari 1894 ont
staande, bij besluit van voornoemd College van 12 Januari 1894
tot Armenopzichter werd aangewezen de heer H. van Benthem.
om die betrekking met 1 Februari 1894 te aanvaarden.
Ofschoon nu deze laatste bijzonderheid meer rechtstreeks
behoort tot den dienst van 1894, wordt echter de vermel
ding daarvan te dezer plaatse meer passend geacht.
Met betrekking tot den algemeenen toestand van het Arm
wezen der Gemeente, vermeent het Burgerlijk Armbestuur de
tijdsomstandigheden in aanmerking nemende deze niet on
gunstig te mogen noemen. Wel is waar vermeerderde weder
eenigszinshet aantal der door het Burgelijk Armbestuur bedeelde
gezinnen en van de in zijn bestedelinghuis en in verschillende
andere Gestichten voor zijne rekening verpleegden, doch
het Armbestuur vermeent daarbij te moeten opmerken, dat
een en ander verband houdt met de steeds toenemende bevolking,
terwijl de kerkelijke Armbesturen, wier inkomsten niet in
verhouding tot de behoeften schijnen te vermeerderen, des
gevraagd, verklaarden niet tusschenbeide te kunnen treden.
Niettemin bleek ondersteuning onvermijdelijk, en moest
die menigmaal door geneeskundige hulp of verpleging, ver
strekking van transport naar elders worden verleend aan
zwervende of doortrekkende personen die alhier een tijdelijk
onderkomen vonden en de hulp van het Armbestuur soms
inriepen.
Tot de gewone vermelding van eenige bijzonderheden
overgaande, vestigt het Burgerlijk Armbestuur de aandacht
op het navolgende
Bij de eerste uitdeeling in Januari 1893 wees de lijst der