27 Bijlage het bestaan der ACHT EN DERTIGSTE jaarverslag der Soepinrickting voor arme Israëlieten te 's-Gra- venhage (18921893). Het jaarverslag over het 38ste jaar van soepinrichting voor arme Israëlieten zal doen zien, dat onze instelling in het dienstjaar 1892/93 geene belangrijke wijzigin gen onderging noch wat betreft de wijze, waarop de instelling de tegenover de armen op zich genomen taak vervult, noch ook in andere opzichten. Zooveel de financiën maar eenigszins gedoogden, bleef de inrichting voortgaan met aan tal van behoeftigen, Israëlieten en belijders van andere godsdiensten, in het begin drie en in de 2 laatste weken twee malen per week goede, krachtige, wanne soep te verschaffen, welke spijs steeds door de bedeelden met graagte werd ontvangen en genuttigd. De gewone inkomsten waren ook in dit jaar de opbrengst der jaarcollecte, in het najaar van 1892 gehouden, vaste jaarlijksche bijdragen en extragiften. Daarbij kwam het legaat aan onze Inrichting, door den overleden penning meester, den heer Sarluis, gemaakt. De koninklijke mach tiging tot aanvaarding werd daarvoor verleend, en dien tengevolge verheugt de instelling zich thans in een te haren name ingeschreven kapitaal op het 21/2 Grootboek der nationale schuld van twee duizend gulden, en in een rente- reservefonds van honderd gulden, ingeschreven op een spaar bankboekje bij de spaarbank van de ’s-Gravenhaagsche afdeeling van de „Maatschappij tot nut van het algemeen,” alles onder verplichting van jaarlijksche uitkeering van twintig gulden aan vier verschillende instellingen. Het Bestuur der instelling onderging geene verandering voor zooveel betreft de heeren, die daarvan lid waren, wel echter wat aangaat de functiën door sommigen in het bestuur vervuld.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1893 | | pagina 503