30
i
hen op te sporen, ten einde hen onder het oog te brengen welke
verhezen zij daardoor geleden en welke ongehoorde winsten zij den
houders dier huizen bezorgd hadden.
Door de gestadige verwisseling van woonplaatsen, gelukte dit slechts
bij enkelen, die voor het meerendeel verbaasd waren, hun goed nu
reeds verkocht was. en meenden hij daartoe nog niet het recht had.”
Hieruit zou men kunnen afleiden, dat de houders dier huizen het,
met het nakomen hunner overeenkomsten, zoo nauw niet nemen.
Bij die gelegenheid bleek het ook welke zorgen voor de beleeners
er aan verbonden zijn, de beleenbriefjes, die niet dan tegen hooge
rente bij de verpanders zijn in te koopen, terug te krijgen ten einde
hunne goederen in deze Bank af te lossenwaardoor dan de meesten
dier briefjes in het bezit blijven van de opkoopers.
Dit is ook bewezen doordien, van de na 15 maanden verblijf in de
Bank verkochte panden, in het laatste kwartaal van 4893 bij de uit
betaling der meerdere opbrengst is opgemerkt, dat door twee houders
van Verkoophuizen 52 beleenbriefjes werden aangeboden en daarop
door hen f83.865 Surplus is ontvangen. De gezamenlijke beleensom
dier briefjes bedroeg f211.50 zoodat op een voorschot van f21.15
(10 pet.) bijna 300 pet. winst door hen is behaald.
Met dergelijke feiten voor oogen is het onverklaarbaar, dat door
den Rijkswetgever geen maatregelen worden genomen tot beveiliging
der Maatschappij tegen een kwaad, dat zoo verwoestend om zich heen
grijpt en een ware kanker is voor de volksklasse.
Men moge zeggen «er bestaat eene geordende instelling waar men
zich kan vrijwaren tegen knevelarij wil men die voorbij gaan, welnu,
men drage dan de gevolgen aan het gebruik dier huizen verbonden.”
Dit zou kunnen gelden, indien het publiek op het gebied van leenen,
mondig kon geacht worden: dat het hiervan echter verre af is, getuigt
de verzuchting herhaaldelijk onder datzelfde publiek gehoord, n. I.
«die inrichtingen moesten niet mogen bestaan, dan konden wij er
geen gebruik van maken.”
Ook de post van de aan de Bank vervallen overschotten van ver
kochte panden wijst op onmondigheid en zorgeloosheid, want niettegen
staande achter op elk pandbriefje uitgedrukt staat dat het overschot
gedurende 20 maanden na den verkoop ter beschikking ligt, bovendien
door middel van eene aankondiging in zes verschillende dag- en
advertentiebladen steeds acht dagen vóór eiken vervaldag daaraan
wordt herinnerd en zelfs bij groote bedragen de beleeners worden
opgespoord, is ook nu wéér door achteloosheid eene som van f1058.765
aan de kas der Bank vervallen.
Dat zij, die op beleenbriefjes voorschot geven, hierbij op hun tellen