33 den meerderen accijns op hunne afnemers kunnen verhalen. Uit een handelsoogpunt is het te hopen, dat geen pogingen meer zullen worden aangewend om dezen tak nog zwaar der te belasten. Manufacturen. Heeft de grootindustrie van manufacturen geen reden van tevredenheid, ook de handelaren, zoowel en gros als en détail, hadden een moeilijken tijd. Zoowel grond stoffen als bewerkte goederen verkeerden, voor een deel als gevolg van overproductie, in gedrukte stemming. Alleen voor „linnens’’ was in den loop van het jaar verbetering merkbaar. De zagerijen hadden steeds de concurrentie met het bui tenlands gezaagd en geschaafd hout te doorstaan, die haar, gesteund door vrijen invoer zonder gelegenheid tot verweer, het bestaan op den duur zeer bemoeilijken. Van de glazenwasscherijen kan slechts een enkele een goed bestaan vinden, sinds zoovelen het werk ter hand nemen. Tabak en sigaren. Hieromtrent valt weinig bijzonders te vermelden. De verminderde aflevering naar het buitenland wordt ruimschoots vergoed door toenemende bestellingen uit verschillende deelen van het binnenland. De broodbakkerijen konden zich naast de gevestigde fabrieken goed handhaven en werkten niet onvoordeelig. De mandenmakerijen hadden niet altijd voldoende werk. De vraag naar het fabrikaat neemt af, wat hoofdzakelijk wordt toegeschreven aan mindere verzending van vruchten naar Engeland. De zeepfabrieken lijden tengevolge van steeds scherper wordende concurrentie. De toekomst zal moeten leeren of de afschaffing van den accijns voor den fabrikant gunstig zal werken. Het laat zich nog niet aanzien dat de verkoop van zoogenaamde oleine en loog geheel zal ophouden en dat de bleekerijen weder tot het gebruik van zeep zullen overgaan. De bontwerkerijen leverden minder werk af dan verleden jaar. Men schrijft dit toe aan toenemende mededinging van confectiewinkels, in verband met de minder gunstige tijds omstandigheden, waardoor naar goedkooper artikelen wordt omgezien.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1893 | | pagina 551