11
Staat der
van art. 9 van het Regle-
Uwer Excellentie het navolgende
VERSLAG aan Zijne Excellentie den Minister
tan Binnenland sche Zaken over den
Koninklijke Muziekschool in 1894.
Overeenkomstig het voorschrift
ment, hebben wij de eer
medetedeelen
A. Toestand van het Gebouw.
Het gebouw verkeert voortdurend in voldoenden toestand
van onderhoud en gaf tot geene opmerkingen aanleiding.
B. Onderwijzend en dienstpersoneel.
Aan den leeraar der klarinetklasse J. Völlmak werd op
zijn verzoek, wegens hoogen ouderdom en om redenen van
gezondheid, door Uwe Excellentie een eervol ontslag ver
leend met den lpn Maart 1894.
In zijne plaats werd door ons te rekenen van dien datum,
overeenkomstig art. 6 van ’t Reglement, tot tijdelijk leeraar
benoemd de heer C. P. W. Kriens, muziekdirecteur en onder
wijzer te Haarlem.
De groote toeneming van aspirant-leerlingen voor de
solozangklassen, maakte het wenschelijk het onderwijs in
dit leervak met 8 lesuren ’s weeks uittebreiden en een tweeden
onderwijzer in den solozang aantestellen. Bij wijze van proef
hebben wij daarmede belast Mej. M. Bol. leerlinge der
hoogste solozangklasse, die. naar het oordeel van haren leeraar
Spoel en van den Directeur, daartoe de noodige bekwaam
heid bezit.
Op den 16en October overleed na eene korte ongesteldheid
de leeraar der pianoklasse G. F. Wagener. De waarneming
zijner lessen gedurende zijne ongesteldheid en tot dat een
plaatsvervanger zou zijn aangewezen werd tijdelijk op
gedragen aan den leeraar H. D. van Ling on de leerlingen
der hoogste pianoklassen Admiraal. Smith, Looijenen Besselaar,
die hunne niet gemakkelijke taak tot onze tevredenheid
hebben ten einde gebracht.
Bijlage
r