12 de toeneming van het 4. 2. 3. ’s-Gravenhage. Maart 4895. De Directeur, THEODOR STANG. Een zeer duidelijk overzicht ten opzichte van de toeneming van het verbruik geeft de nevensgaande graphische voorstelling, waartoe diene de navolgende toelichting. Het verbruik is uitgedrukt in duizende kub. Meters volgens de terzijde aangebrachte verticale schaal. De zwarte gebroken lijn geeft sedert de laatste weken van 1875 aan het verbruik op Zaterdag en de roode d°. het verbruik van den daaropvolgende!) Zondag. Deze twee dagen stellen respectie velijk het maximum en het minimum verbruik voor: het grootste verbruik heeft namelijk in den regel plaats op een Zaterdag en het kleinste op een Zondag. Het verbruik in de week ligt altijd tusschen deze uitersten, zoodat eene duidelijke graphische voor stelling wordt verkregen door deze twee dagen (ieder afzonderlijk) achter elkander te plaatsen. In de horizontale richting zijn de laatste 19 jgren voorgesteld, elk jaar verdeeld in 52 onderdeelen (voor de Zaterdagen en daar onder voor de Zondagen). 4. In het midden van elk jaar is met een blauw rondje aangegeven het gemiddeld verbruik van dat jaar, welke rondjes zijn gerac- cordeerd met eene blauwe lijn, die dus door haren vorm detoe- of afneming van het gemiddeld verbruik aangeeft. Zeer opmerkelijk is de naar beneden gaande buiging van deze lijn na den invoer in 4885 van de watermeters voorde besproeiingen, doch de daarmede verkregen beperking van het verbruik ging spoedig verloren en wij zien in de volgende jaren een zeer sterke stijging van het verbruik totdat, zooals gezegd, door eene stelsel matige regeling van het verbruik in 4891 een zekere beperking werd verkregen. Verder verdient de aandacht de groote sprongen in het ver bruik in de zomermaanden, wat altijd samen valt met sommige warme dagen, en wat een denkbeeld geeft van het groote ver bruik op die dagen ten behoeve van de besproeiingen. Dat deze sprongen voornamelijk zijn toegenomen sedert 4892 is daaraan toe te schrijven dat juist in dat jaar een aanvang werd gemaakt met directe besproeiing uit de brandkranen in plaats zooals vroeger uitsluitend uit sproeiwagens. Dat, niettegen staande deze sprongen, de lijn van het gemiddeld verbruik de normale helling blijft honden is te danken aan de meer vermelde regeling van den druk, die het mogelijk maakt zonder te kort te doen aan de behoefte van de brandweer om de druk tot het minimum te redueeeren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1894 | | pagina 193