19 Letter A. VERSLAG ran het Dames-Comité ran toezicht op het onderwijs in de nuttige handwerken aan de openbare scholen alhier, omtrent zijn werkzaam heden en den toestand van genoemd leervak aan die scholen gedurende het jaar 1894. Bij het bezoeken der scholen door de verschillende sub- commissiën mochten deze wederom waarnemen, dat over het algemeen de Hoofden der scholen hunne beste zorgen wijden ook aan dit leervak. Verreweg ’t grootste aantal der onderwijzeressen kwijt zich eveneens met ijver van zijn taak. De meeste zijn ook voor die taak berekend, of worden dit vooral waar het de jongere onderwijzeressen geldt gaandeweg meer. Zijn er onder de oudere naast vele uitstekende leerkrachten nog steeds eenige aan te wijzen, over welke geen gunstig oordeel kan worden uitgesproken, het aantal dezer laatste vermindert langzamerhand en maakt plaats voor beter. Een woord van lof mag door het Comité niet onthouden worden aan vele onderwijzeressen, 3e klasse, die zich met ijver van hare plichten kwijten, al hebben zij ook de bewust heid zich jaren lang te zullen moeten vergenoegen met dezen laatsten rang en het daaraan verbonden geringe jaargeld van f 45.per school. Eenige harer zijn aan twee scholen werkzaam en kunnen dus het dubbele van genoemde som verdienen. In het allergunstigste geval kunnen zij aangesteld worden voor drie scholen en het dus tot een inkomen van f 135.’sjaars brengen. Is het, bij eene zoo geringe bezoldiging, terwijl alleen in de verte voor enkelen het uitzicht bestaat op bevordering tot onderwijzeres 2de of 1 ste klasse wel te bevreemden dat er onder de bedoelde onderwijzeressen ook gevonden worden, die na verloop van tijd verslappen en verflauwen in haar ijver Het Comité veroorlooft zich daarom de vraag Zoude het niet billijk, en in het belang van het onderwijs zijn, dat aan verdienstelijke onderwijzeressen van deze klasse, op

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1894 | | pagina 320