19 Letter B. wat was de Commissie tevreden over hetgeen VERSLAG omtrent den toestand der Gemeentelijke Bewaarscholen, uitgebracht door de Commissie van toezicht op die scholen. Ingevolge het bepaalde bij art. 4 al. 2 der Verordening van 28/6 92 no. 6 heeft de Commissie van Toezicht op de Gemeentebewaarscholen de eer, het volgende verslag over 1894 aan te bieden: bijna zonder uitzondering den ijver l onderwijzeressen en kweekelingen I. Algemeens Opmerkingen. De Commissie bezocht geregeld de scholen, doorgaans een per week. Ze gaf als vorige jaren bij haar bezoeken aan de onderwijzeressen een bepaalde taak op. In alle scholen werd door haar gevraagd de behandeling van een Fröbel- gave in drie opvolgende klassen, zoodat goed uitkomt hoe in die drie klassen verschil in behandeling voorkomt, en welke vorderingen door de leerlingen in een bepaalden leertijd gemaakt zijn.” Een soortgelijke opgave werd voor „getalleer” gegeven. Door de Commissie werd aanteekening gehouden van ze opmerkte. Over het geheel ze opmerkte. Doorgaans was geregelde opklimming in moeielijkheid in opvolgende klassen merkbaar en sprongen de vorderingen in het oog. Getalleer was op sommige scholen blijkbaar met voorliefde en vrucht behandeld, een der hoofden klaagde over gebrek aan inzicht bij de onderwijzeressen, voor zoover dit vak betreft, en achtte dit een algemeen gebrek bij het onderwijzend personeel der bewaarscholen; in andere scholen bleek echter aan de Commissie het tegendeel: op één vond ze dit onder wijs zeer goed. II. Onderwijzend Personeel. Op 1 Dec. 1894 waren aan de Gemeentebewaarscholen werkzaam 7 Hoofden, 41 onderwijzeressen (T vacature) en 33 kweekelingen, 9 der laatsten hadden akte als onderwijzeres (zie verder bijl. 1). De Hoofden roemen 1 en de geschiktheid van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1894 | | pagina 324