22 Eene benoeming tot hoogleeraar aan de Rijks-universiteit te Groningen, welke den lieer van Aalst te beurt viel, werd, op zijn verzoek, ingetrokken. In onze vergadering van 1 September werd hem onze ingenomenheid betuigd met zijn besluit, om aan het gymnasium verbonden te blijven. Door Burgemeester en Wethouders om advies gevraagd omtrent een verzoek van den Minister van Binnenlandsche Zaken, om aan den leeraar Sunier verlof te verleen en deel uit te maken van de Commissie, welke hier ter stede zit ting zou houden tot het afnemen der examens ter verkrijging van akten van bekwaamheid voor middelbaar onderwijs in de Fransche taal, antwoordden wij, dat wij, in gewone omstandigheden, aan het verzoek gaarne een gunstig gevolg hadden gegeven gezien, doch dat wij, daar de ziekte van Dr. Mulder en het toen aanstaand vertrek van den heer Boers den geregelden gang van het onderwijs reeds zouden belemmeren, het onraadzaam achtten, de onvermijdelijke moeilijkheden nog te vermeerderen, door, met betrekking tot het onderwijs van den heer Sunier, den vastgestelden rooster der lesuren zoodanig te wijzigen, dat hij drie dagen per week aan de werkzaamheden van gemelde Commissie zou hebben kunnen deelnemen. De heer Sunier werd daarop benoemd tot plaatsvervangend lid der bedoelde commissie, waardoor geen stoornis werd gebracht in den goeden gang van het onderwijs. Aan den heer Kossmann viel de eervolle onderscheiding te beurt, te worden belast met het geven van onderwijs in het Hoogduitse!) aan Hare Majesteit de Koningin. Ten slotte zij hier vermeld, dat door ons, met ingang van 1 September, definitief tot amanuensis werd benoemd M. Tazelaar, van wiens voorloopige aanstelling in ons vorig verslag werd melding gemaakt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1894 | | pagina 485