a
93
en douanerechten.
In 1891 werden in hoofdzaak de volgende zaken
behandeld
lo. Eene zaak met de Engelsche autoriteiten, wegens
het visschen en bergen van netten van een Scheveningsch
schip, werd tot genoegen van den reeder afgedaan.
2o. Eene klacht van een schip uit Yarmouth tegen
een Scheveningsch bomschip wegens schade door aan
varing werd, toen het onderzoek uitmaakte dat de Sche-
veningsche schipper in verzuim was geweest, bij min
nelijke schikking beëindigd door betaling van de schade
door den reeder tot een vrij hoog bedrag.
3o. Van een geval van schade door een’ Schevening-
schen schipper gemaakt aan een schip van Ymuiden,
werd niets meer gehoord, nadat de Scheveningsche
schipper bij het onderzoek ontkende schuld te hebben.
4o. De schade door een schip uit North Shields aan
een Scheveningsch schip veroorzaakt, werd bij minne
lijke tusschenkornst vergoed.
5o. Een Scheveningsche schipper klaagde over bet zeilen
van schade door een schip van Lowestoft. De Engelsche
van schade door een schip
reeder weigerde te betalen.
60. In behandeling bleef eene klacht van eene Sche
veningsche bom tegen een schip van Boulogne s/in we
gens toegebrachte schade door onachtzaamheid aan boord
van het Fransche schip.
7o. Reeders van Scheveningen klaagden over het af
snijden van haringnetten door onbekend gebleven En
gelsche en Ostender visschers. Aan de autoriteit te
Ostende en aan de consuls te Londen, Huil en Grimsby
werd mededeeling gedaan. Een gedeelte van het ver
miste bleek te Scarborough in liet Custom House te
zijn. Van de rest werd niets vernomen.
Eene klacht tegen een stoomschip uit Hull had geen
beter verloop. Wederkeerig gaf men elkander de schuld
van de schade.
Van eene klacht van een’ schipper uit Maassluis tegen
een’ Scheveningschen schipper werd niets meer vernomen.
De zaak met eenen reeder van Ostende die voor het
visschen van netten van een Scheveningsch schip f400
loon eischte, werd bij minnelijke schikking afgedaan
voor f 100, behalve de kosten van droegen, transport