17 I ondoordringbare wanden, nemen deze hindernissen en daarmede de hoogte van het grondwater voor de daarboven gelegen gronden uit den aard der zaak sterk toe. De richting waarin en de snelheid waarmede zich het grondwater beweegt, zijn tot zekere hoogte afhankelijk van de ligging (in horizontalen en verticalen zin) van het terrein ten opzichte van de kanalen, die tot waterberging en afvoer dienen en (voor onze streken) van de gelegenheid, die men heeftom den waterstand in die kanalen te beheerschen. Blijkens het vorenstaande dient men echter in het oog te houden dat deze voorwaarden bij bebouwing aanzienlijke wijzigingen kunnen ondergaan. Bij bebouwing b.v. van een terrein, langs eene poldervaart gelegen, zal de vochtigheid van den bodem onder overigens gelijke omstandigheden toenemen wanneer de huizen in eene onafgebrokene. met het kanaal evenwijdig loopende rei worden geplaatst, wat niet het geval zal zijn indien de straten in hoofdzaak loodrecht op de richting van het kanaal worden ontworpen. Hier te lande en ook hier ter stede is in dit opzicht reeds veel gezondigd, De hoofdzaak blijft echter het brengen der terreinen op eene hoogte van 1 a 1 M. boven den hoogsten, na de bebouwing te verwachten grondwaterstand, zoo mogelijk met eenige helling in de richting der afvoerende kanalen of hoofdriolen. Waar dit laatste om eenige reden onmogelijk is. kan hulp gezocht word.n bij den aanleg van een dieper gelegen en goed be malen riool. De hoogte, waarop gebouwd zal worden, wordt in de praktijk veelal bepaald door de hoogte, waarop de straten worden aan gelegd deze is in vele der nieuwe wijken, wij noemen als voorbeeld slechts het Bezuidenhout, reeds in verband met D. P., dat als den laagsten stand van het grondwater kan worden aangenomen, te gering; veel te gering derhalve in verband met plaatselijke begrensde tijdelijke stijgingen van het grond water. Een groot deel van den afval der menschelijke huishouding komt direct of indirect in het grondwater terecht, en kan zich daardoor in wijderen kring verspreiden. Als derhalve het grond water tot nabij of aan de oppervlakte van den bodem rijst zal het, na gedaald te zijn, aanzienlijke hoeveelheden vuil in de bovenste grondlagen kunnen achterlatente veel soms dan dat dit door de werking van de weder indringende damp kringslucht spoedig kan worden vernietigd Het is daarom van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1895 | | pagina 234