17 belang dat in het grondwater eene niet te zwakke horizontale beweging (strooming) onderhouden bljjve, opdat dit vuil zoo spoedig mogelijk uit de omgeving der woningen worde ver wijderd. Deze beweging veronderstelt eene geregelde af- strooming in de riolen, kanalen, grachten of andere water- loopen die tot berging en loozing dienen. Poelen en stilstaande wateren zijn daarvoor, mede uit dien hoofde, ten eenenmale ongeschikt. Hun inhoud vormindert slechts, hun peil daalt derhalve alleen door verdamping, die in den tijd, waarin aan den afvoer de hoogste eiscben worden gesteld het minste plaats heeft, en bovendien tot luchtveront reiniging in hooge mate bijdraagt. Hunne demping kan in vele gevallen wenschelijk zijn; doch behoort, wijl zij tot ver laging van den grondwaterstand toch altijd nog eenigermate medewerken, nimmer te geschieden zonder dat tevens maat regelen worden genomen tot betere drainage van de om liggende terreinen. Is de bodem behoorlijk voorbereid en waar noodig opgehoogd; zijn de noodige maatregelen tot bevordering van den waterafvoer getroffen dan rijst de vraag, hoe nu verder zal worden gebouwd, waar en hoe de straten zullen loopen, welke gedeelten wel welke niet beschouwd zullen worden, waar pleinen, waar platsoenen zullen zijn dan dient in één woord het bouwplan nader te worden uitgewerkt. Dat dit in hoofdtrekken reeds vast moest staan bij de voorbereiding van den bodem spreekt van zelftoch rijzen bij dit onderdeel tal van nieuwe vragen. De eischen, bij het ontwerpen van een bouwplan uit een sanitair oogpunt te stellen aan de terreinverdeeling, worden bepaald door de behoefte der toekomstige bewoners aan licht en lucht, aan ruimte voor beweging. Dat de richting, waarin de straten worden getraceerd, reeds met het oog op de be weging van het grondwater niet geheel zonder beteekenis is bleek reeds hierboven. Nog dient hierbij te worden gelet op de richting der meest heerschende winden. Hoewel sterke luchtbeweging bet voordeel heeft, dat ongezonde en minder aangename uit wasemingen daardoor spoedig worden weggevoerd, zijn daar aan toch ook in ons klimaat eigenaardige schaduwzijden verbonden, die het wenschelijk doen zijn de langste straten niet te ontwerpen in de richting Zuidwest-Noordoost, welke windrichting hier de meest heerschende is. Bovendien be vordert de winddruk op de vrijstaande voor- en achtergevels

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1895 | | pagina 235