17 een met wordt thans reeds in de nieuwere wijken bij den aanleg met de latere aansluiting daarmede rekening gehouden, voorloopig kan toch met zoodanige partieële rioleering het beoogde doel niet worden bereikt. Dit stelsel zal verder onbevredigend zijn, indien daarbij niet tevens de noodige voorzieningen worden getroffen om het dienstbaar te doen zijn aan de drainage van den bodem. Zoolang echter de beerputten in de nieuwe wijken nog worden aangelegd en moeten worden aangelegd, is het bovenom schreven toezicht op dien aanleg en de aangeduide regeling van hun gebruik onmisbaar. Het is niet wel mogelijk steeds te voorzien welke eischen uit verdere uitbreiding eener stad zullen voortvloeien: maar toch dient met de mogelijkheid daarvan rekening te worden gehouden bij beslissingen omtrent plaatsing van inrichtingen, die reeds door hare nabijheid alleen lastig en gevaarlijk voor hare omgeving kunnen of moeten zijn. Zoo zien wij thans een aantal straten met woonhuizen aangelegd in de onmiddelijke omgeving van de asch- en vuilnisstaal, van het ververschings- kanaal, die beide zeker (op zijn zachts uitgedrukt) min aan gename en voor de gezondheid niet voordeelige uitwasemingen verspreiden. Het toezicht op en de inrichting van de eerste zijn zoo gebrekkig, dat hare verplaatsing reeds thans ernstig in overweging dient te worden genomen, waarbij de nieuwere methoden van verbranding van afval zeker de gelegenheid zullen aanbieden om de plaats, die voor nieuwe vestiging wordt gekozen, ook voor het vervolg aan minder overlast bloot te stellen, terwijl voor deze inrichting daardoor tevens minder ruimte noodig zal zijn. Het was niet zoo zeer ons doel te critiseeren, als wel eenige beginselen uit te spreken, waardoor zoowel besturen als bouw ondernemers zich naar onze meening behooren te laten leiden. Bij vergelijking echter van onze meening omtrent wat wenschelijk en noodzakelijk moet worden geacht, en ’t geen feitelijk bestaat, springen enkele hoofdpunten zoozeer in het oog, dat wij deze nog eenmaal met name moeten noemen. Deze zijn in de eerste plaats het ontbreken van ruimen blik ontworpen algemeen plan van stadsuitbreiding, in de tweede plaats het onvoldoende van de verordening op de bouwpolitie, en van het toezicht op de handhaving barer bepalingen. Wij verliezen geenszins uit het oog, dat een goed uitbreidingsplan slechts volledig effect kan hebben bij betere

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1895 | | pagina 241