r
19
Letter A.
V E It S L A G ran het Dames-Comite van toezicht op
het onder trijs in de nuttige handwerken aan de
openbare lagere scholen alhier, omtrent zijn werk
zaamheden en den toestand ran genoemd leervak
aan die scholen gedurende het jaar 1895.
Mochten de verschillende sub-commissiën bij het bezoeken
der scholen en bij het nagaan van de regeling, de hoedanig
heid en de uitkomsten van het onderwijs in den regel wel
willende medewerking ondervinden zoowel de zijde der school
hoofden. als van het onderwijzend personeel, de (gelukkig
zeer zeldzame) uitzonderingen op dezen regel, ontbraken
tot ons leedwezen niet.
En al moet het Comité terugziende op vroegere jaren,
erkennen dat de vooringenomenheid tegen de nuttige
handwerken als leervak op de lagere school, of de onver
schilligheid omtrent dezen tak van onderwijs, in de meeste
gevallen reeds plaats gemaakt heeft voor min of meer warme
belangstelling, toch mag niet ontkend worden, dat deze be
langstelling bij enkele schoolhoofden nog te vergeefs gezocht
wordt. Op den toestand van het onderwijs kan eene derge
lijke gezindheid van iiet Hoofd der school wel geen anderen
dan een ongunstigen invloed hebben, gelijk dan ook bij het
bezoeken der scholen ten duidelijkste bleek.
De meeste schoolhoofden zijn tijdens de uren, gewijd aan
het handwerkonderwijs. in de schoollokalen tegenwoordig.
Deze maatregel komt ongetwijfeld den doelmatigen en ge-
regelden gang van het onderwijs ten goede, gelijk de be
trokken sub-commissiën bij hare schoolbezoeken gelegenheid
hadden op te merken.
Deze tegenwoordigheid der schoolhoofden geeft haar tevens
eene welkome gelegenheid om met hen over de belangen
van het onderwijs in de nuttige handwerken van gedachten
te wisselen.
Het onderwijzend personeel kwijt zich over het algemeen
met ijver en nauwgezetheid van zijne taak. De meeste der
onderwijzeressen zijn voor deze taak volkomen geschiktvele
onder baar mogen zelfs uitstekend genoemd worden. Waren