lede heeft zich dat bezoek tot vele andere ambachten uit
gebreid en komen sinds eenige jaren ook de jeugdige smeden
en aanstaande machinisten vlijtig ter schole, om er zich in
alles te oefenen, wat voor hun vak dienstig is.
Evenzeer ziet de Academie een zeer groot aantal plateel
schilders, die aan de alhier bloeiende fabriek werkzaam
zijn, van het onderwijs gebruik maken.
De toekomstige kunstnijveren, die des winters met lust en
ijver den dagcursus voor kuustnij verheids vakken volgen,
verwisselen dien gemeenlijk des zomers, op raad van den
hoofdleeraar, voor de werkplaats bij een patroon. Zoo wisselen
theorie en studie met de praktijk in de werkplaats af. en
worden er bekwame decoratieschilders en teekenaars ge
vormd, die hunne degelijke ontwikkeling aan hunne Academi
sche studiën te danken hebben.
Doch ook aan het dilettantisme is in het afgeloopen jaar
eene groote plaats ingeruimd. Niet minder dan 62 jonge
dames, voor wie de Beeldende Kunsten hoofdzakelijk tot
ontspanning en tijdverdrijf dienen, bezochten bijna dagelijks
onze Academie.
Bij al dien vooruitgang en al die uitbreiding zou het een
vreemden indruk maken, te vernemen, dat de zomerochtend-
cursus van 79 ure, wat hand-en ornamentteekenen betreft,
opgeheven is. indien men zich niet uit het vorige verslag
de met redenen omkleede aanleiding daartoe herinnerde.
De opheffing van dien cursus viel samen met het overlijden
van den hoofdleeraar dier handteekenklasse, die zoo menig
jaar zijne krachten aan het onderwijs gewijd had, Fridolin
Becker, die den 2en Maart 1895 overleed, had 33 jaren lang
trouw en talentvol, bijna al zijn tijd aan onze instelling
geschonken. Zijn onderwijs werd op hoogen prijs gesteld
zijne tallooze leerlingen en oud-leerlingen waardeerden in
hem zoowel den bekwamen, degelijk leeraar als den sympa-
thieken mensch.
Ten gevolge van dit noodlottig heengaan, heeft de Raad
van Bestuur Becker’s werkkring onder de oudste leeraars
verdeeld en zijn, met ingang van 1 October 1895, de heeren
A Bongers en J. Zon aan onze instelling als leeraren
verbonden.
Aan den hoofdleeraar J. M. Schmidt Chans, wiens hooge
leeftijd en lichaamszwakte daartoe noopten, werd, insgelijks
met ingang van 1 October jl., eervol ontslag verleend uit zijn