bijlage 24
's-Gravenhage, 26 Februari 1896.
Overeenkomstig art. 26 der Verordening van 13 October
1880 (verz. n°. 506) heeft het Burgerlijk Armbestuur de eer
den Gemeenteraad het navolgende verslag omtrent zijne ver
richtingen in het afgeloopen dienstjaar 1895 aan te bieden.
Vooraf zij in herinnering gebracht, dat de Commissie aan
wie deze tak van beheer is opgedragen in de Raadsvergadering
van 3 September 1895 op nieuw de eer genoot eener her
benoeming. terwijl in vervanging van den heer Wethouder
Mr. F. .4. P. Baron Wittert van Hoogland, sedert Septem
ber 1888 voorzitter dezer Commissie, de heer Wethouder
Jhr. P. O. H. Gevaerts van Simonshaven, zich op uitnoodiging
van den heer Burgemeester bereid verklaarde, als zoodanig
op te treden.
In het personeel der ambtenaren vondgeene wijziging plaats.
In het algemeen mag de toestand van het armwezen der
Gemeente, daarbij in aanmerking genomen de toenemende
bevolking en de tijdsomstandigheden, niet ongunstig geacht
worden, zooals uit de hier later volgende opgaven waarvan
de cijfers een eenigszins lager aantal dan over het vorige
dienstjaar aanwijzen, zal kunnen blijken.
Tot de gewone vermelding van eenige bijzonderheden
overgaande, vestigt het Burgerlijk Armbestuur de aandacht
op het navolgende:
Bij de eerste uitdeeling in Januari 1895 wees de Ijjst der
bedeelden te ’s-Gravenhage een cijfer aan van 697 gezinnen,
uitmakende 2157 personen, tezamen bedeeld met f 570.50
in geld en 513 brooden. Te Scheveningen beliep dat een cijfer
van 242 gezinnen 795 personen, waaronder 102 gezinnen
465 personen, die vroeger uitsluitend met warme spijs,
brood en eenige brandstoffen zouden zjjn ondersteund geworden.
In die afdeeling bedroeg op dat tijdstip de onderstand f 161.60