VIII. tot de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Tiel in antwoord op hare vraag of er voor de Kamer te dezer stede aanleiding bestaat om zich aan te sluiten bij een door haar op touw te zetten onderzoek naar het voor komen van onvoldoende aansluiting tusschen de treinen van verschillende spoorwegmaatschappijen. Onder opmerking dat den Haag, omdat aldaar geen ontmoetingspunt van ver schillende spoor weglijnen wordt gevormd, de door de Tielsche ten eischen gesteld, wat betreft diepte en breedte, waaraan deze niet beantwoorden. Daarenboven zijn de grachten door het spuien steeds 20 a 30 cM. beneden peil, op welk feit de Kamer reeds wees in haar verslag over 1892. Op deze wijze worden bij de veelvuldige stremmingen van het ver keer, wanordelijke toestanden geboren. De Kamer wees er hierbij op dat de slagboom door de gemeente aan de Trek vaart geplaatst om het binnenvaren van groote schepen te beletten, niet verhindert, dat vele, zij het dan met gebroken lading de gemeente toch binnenkomen, terwijl vele andere, niet behoorende tot de rubriek „Haagvaarders”, zonder te vletten, den slagboom kunnen passeeren. Hoewel de Kamer bet zeker slechts kon toejuichen, dat het scheepvaartver keer in deze gemeente toenam, moest zij er op wijzen dat dit onder de tegenwoordige omstandigheden niet den handel ten goede komt, doch talrijke belangen schaadt. Teneinde deze uitbreiding evenwel in de goede richting te leiden, verzocht de Kamer dat spoed zoude worden gemaakt met den aanleg van de geprojecteerde zwaaiplaats met los-laad en opslagruimte nabij de Laak, opdat zoude worden tegemoet gekomen aan het gebrek aan ligplaats voor schepen met grootere tonnenmaat, dan waarvoor de binnengrachten ca paciteit bezitten, en welke vaartuigen nu het verkeer strem men. Met het oog echter op de mogelijkheid dat de aan leg van bedoelde zwaaiplaats nog niet zoo spoedig kan worden tegemoet gezien, gaf de Kamer in overweging door tijdelijke maatregelen in den toestand verbetering te brengen en zij beval daartoe aan dat aan schepen van grootere af meting zoude worden verboden de gemeente binnen te komen en dat het spuien zoodanig zoude worden geregeld, dat het water niet den bovengenoemden lagen stand bereikt, zonder echter hare meening prijs te geven, dat alleen de aanleg eener zwaaiplaats afdoende verbetering kan aanbrengen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1895 | | pagina 569