102 eene civiele ring van scheepsvolk te Scheveningen, deelt ons het volgende mede: Van de in 1895 nog in behandeling gebleven aan vragen om schadevergoeding wegens het verlies van ankers en touwen aan onderzeesche telegraafkabels werd er één door de Deensche regeering geweigerd en werd door de Duitsche en Deensche regeeringen aan de an deren voldaan. In 1896 kwamen elf zulke zaken in behandeling, in drie waarvan de Duitsche en in een waarvan de Deensche regeering de schade betaalde, terwijl er zeven in be handeling bleven. Bij minnelijke schikking werden afgedaan: een klacht tegen een schip nit Lowestoft over ge maakte schade: er werd betaald f242.50: een tegen een stoomschip uit Flensburg wegens aan varing; er werd f 210.— schadevergoeding betaald: een tegen een schip uit Zandvoort; er werd f 30.— schadevergoeding betaaldeen van een reeder tegen een deserteur van 1894. wiens verblijf ontdekt was, de achtergelaten schuld ad f 20.— werd betaald. Een klacht van een schip uit Scheveningen tegen een uit Lowestoft had bij gebrek aan bewijs geen gevolg, de schade bedroeg f 55.--, evenmin een tegen een schip uit Ostende, de schade bedroeg f 150.terwijl twee klachten tegen schepen uit Lowestoft geen gevolg hadden omdat de Engelsche reeders weigerden te betalen en het bedrag der schade te gering was om actie in Engeland in te stellen. Voorts bleven nog in behandeling een klacht van een schip uit Scheveningen tegen een uit Yarmouth, een tegen een schip int Boulogne-sur-mer en een tegen een schip uit Lowestoft, alle wegens het beschadigen van netten, en een tegen een schip uit Boulogne-sur-mer wegens aanzeiling. De aanmonstering van scheepsvolk had als gewoonlijk, met inachtneming van de betrekkelijke wetsbepalingen, in goede orde en geregeld plaats. Het getal deserteurs, alle van elders komende per sonen, bedroeg 17. liet aantal analphabeten beliep 124 en wel uit Scheve ningen 88. Zandvoort 17, Katwijk 5. Huizen 3, Egmond aan Zee. Harderwijk en Noordwijk ieder 2 en Volendam, r

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1896 | | pagina 108