115
Bijzondere scholen.
nemens zijn te zijner tijd voor te stellen bet schoolgeld
voor de klassen der genoemde school waarin geen on
derwijs in die drie vakken wordt gegeven, te verhoogen
tot 1’40.—
Bij Raadsbesluit van 29 December 1896 werd dit
voorstel ongewijzigd aangenomen. Dientengevolge zullen
bij bedoelde school twee lokalen worden bijgebouwd,
waartoe plannen in bewerking zijn.
In 1896 werd door ons onderzocht, op welke wijze
onderwijs zou kunnen worden verstrekt aan kin
deren boven 6 jaren, die blijkens de jaarlijksche sta
tistiek van het Lager Onderwijs geen onderwijs ge
nieten. Op advies van de Commissie van bijstand in
liet beheer van het Gemeenteonderwijs stelden wij Uwen
Raad voor, bij wijze van proef, «noodklassen» voor die
kinderen op te richten en voor die noodklassen een
reglement vast te stellen, welke voorstellen in de Raads
vergadering van 15 September aangenomen werden.
De uitvoering van dat Raadsbesluit, hoewel voorbe
reid, heeft nog niet plaats gehad, daar de Arrondisse-
mentsschoolopziener mr. W. J. Snouck Hurgronje aan
de Koningin-Regentes bij adres de vernietiging ervan
verzocht wegens strijd met de Wet en wij het niet
wenschelijk achtten om, hangende het onderzoek naar
de beweerde strijdigheid met de wet, daartoe overtegaan.
Omtrent de volgende onderwerpen, in het afgeloopen
jaar bij Uwen Raad aanhangig gemaakt, was aan het
einde daarvan nog geene beslissing genomen:
1°. het adres, d. d. 7 November 1896 van de ’s-Gra-
venhaagsche Onderwijzersvereeniging houdende verzoek
tot wijziging van eenige artikelen der Verordening voor
de openbare scholen van Lager Onderwijs, en wel in
dien geest, dat aan de klasseonderwijzers eenige in
vloed worde toegekend in de regeling der zaken van
die school, waaraan zij werkzaam zijn;
2°. een adres van 120 onderwijzeressen, 3de klasse,
in handwerken, houdende verzoek om verbetering te
brengen in hare positie.
In 1896 werd eene bijzondere school voor jongens