139
HOOFDSTUK XIII.
Inrichtingen, in verband staande met de uitoefening
van handel en andere bedrijven.
a. Middelen van vervoer te water.
Onder paragraaf 7 van het verslag der Kamer van
Koophandel treft men aan het aantal stoombootdiensten
tusschen ’s-Gravenhage en andere Gemeenten des Rijks,
zoomede de tonnenmaat van iedere boot; onder hetzelfde
hoofdstuk komt een overzicht voor van de beurtveren
en markt- of dorpsschuiten.
b. Middelen van vervoer te lande.
De uitkomsten der exploitatie van de verschillende
spoor- en tramwegen blijken uit de volgende cijfers.
Van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor-
Uit de opgaven van den Havenmeester blijkt, dat in
1896 de Gemeente zijn binnengekomen 51404 vaar
tuigen, metende 982433 ton, waarvoor aan havengeld
is ontvangen f 29472.99. Aan havengeld voor 36 hout
vlotten, bestaande uit 161 koppels, werd ontvangen
f 24.15. Voorts werd aan liggeld eene som van f 194.34
ontvangen voor 240 vaartuigen, metende 6478 ton, aan
niet-ingezetenen toebehoorende, terwijl f 682.20 werd
ontvangen voor bewoonde, en onbewoonde vaartuigen
van ingezetenen der Gemeente.
d. In- en uitlilaringen.
Hieromtrent zijn ons geene bijzonderheden bekend,
e. Werven en Scheepsbouw.
Onder 3 van het verslag der Kamer van Koophandel
komen eenige mededeelingen betreffende de werven en
den scheepsbouw voor.
f. Schepen.
Onder letter c. van dit hoofdstuk treft men daarom
trent eenige bijzonderheden aan.
g. Reederijen. compacte n, schippersgilden en
zeemanscollegiën.
Hieromtrent zijn ons geene bijzonderheden bekend.