Bijlage Overeenkomstig de bepaling van art. 9 van het Regle ment hebben wij de eer Uwer Excellentie het volgende medetedeelen VERSLAG aan den Minister van Binnenlandsehe Zaken over den staat der Koninklijke Muziekschool in 1896. a. Toestand van het Gebouw. Het gebouw verkeert in goeden staat van onderhoud; eenige noodzakelijke onderhoudswerken werden aangebracht en eenige kamers opnieuw behangen. b. Onderwijzend- en dienstpersoneel. Tengevolge van het steeds toenemend aantal candidaten voor de violoncelklassen, werd de aanstelling van een tweeden onderwijzer in dat leervak noodig. Na daartoe door Uwe Excellentie te zijn gemachtigd, werd door ons, te rekenen van 1 Januari 1896, benoemd de heer A. J. A. Bonman, voorheen onderwijzer aan de afdeelings-Muziekschool der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst te Utrecht en eerste violoncellist bij het pbilharmonisch orkest te Berlijn. De Directeur der school IR. G. Nicolaï werd in het begin van het jaar door eene ernstige ziekte aangetast, die weldra in hevigheid toenam en op den 24en April met zijnen dood eindigde. De School verloor in hem een begaafd kunstenaar, die ge durende meer dan veertig jaren zich aan het onderwijs in die instelling wijdde. In 1853 aangesteld tot leeraar in het orgelspel en de theorie der muziek, werd hij na het overlijden van den toenmaligen Directeur J. 11. Lubeck in 1865 in diens plaats tot Directeur der School benoemd. Sedert gaf hij als zoo danig tevens les in het hoogere orgelspel, de hoogere theorie ën compositieleer, het samenspel, het orkestspel en de muziekgeschiedenis. Niet alleen als Directeur, maar vooral ook als leeraar in het orgelspel en de theorie der muziek, heeft hij een grooten

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1896 | | pagina 170