17
Omtrent de sterftestatistiek kan worden mededeeld, dat
van den Minister van Binnenlandsche Zaken de sterftekaarten,
welke voor de bewerking van de sterftetafelen nog noodig
waren zijn ontvangen. Op die kaarten waren de rubrieken
der ziekten niet ingevuld, doch de heer Menno Huizinga
had de welwillendheid de bijschrijving daarvan op zich te
nemen.
Daar het 10 jarig verslag betreffende de sterftestatistiek
weldra gereed zoude zijn, werd aan de Commissie voor de
statistiek in de vergadering van 10 Juli 1896 machtiging
verleend om het verslag te laten drukken en daartoe f 300.
uit de kas beschikbaar gesteld. Op de vergadering van 11
September werd die machtiging later nog uitgebreid om
bij het verslag, evenals bij het vorige, ook een kaart te
laten drukken, waarvoor tevens eene meerdere uitgave van
f 125 werd toegestaan. Gedurende het drukken is later
nog gebleken, dat de algemeene kosten nog belangrijk hooger
zullen worden.
Bij de behandeling van het jaarverslag over 1895 werd
nogmaals ter sprake gebracht de verhouding van den bur
gemeester tegenover de vereeniging in zake het ontwerp
voor het gemeentelijk bureau voor het onderzoek van levens
middelen enz. Algemeen betreurde men het dat van de op
richting van een dergelijk bureau nog geen sprake was en
men betreurde dit des te meer, omdat het onderzoek van
levensmiddelen, zooals dit thans van gemeentewege plaats
heeft, zonder eenige leiding geschiedt. Aan een achttal apot
hekers hier ter stede was het onderzoek van een 80 monsters
opgedragen. De personen waren in 4 groepen van 2 per
sonen verdeeld en aan iedere groep werden 5 monsters melk,
5 id. bier 5 id. boter 5 id. cacao ter onderzoek opgedragen.
Dat een dergelijk onderzoek voor eene stad met nagenoeg
186000 inwoners van geen beteekenis is, behoeft geen betoog.
Te Amsterdam worden alleen van melk dagelijks plus minus
80 monsters onderzocht. Uit de gemeentebegrooting voor
1897 is op te maken, dat het onderzoek gedurende dat
jaar wederom niet of op de genoemde gebrekkige wijze zal
geschieden. Alleen het tot stand komen van een gemeentelijk
bureau voor onderzoek onder deskundige leiding, in den geest
zooals door de vereeniging is voorgesteld, kan in het alge
meen belang doeltreffend worden geacht.
Bij Ministerieel schrijven d.d. 2 Februari 1896, werd het
Koninklijk besluit waarbij de Statuten der vereeniging op-