18
is door den bouw van een nieuw blok generatorovens ver
loren gegaanin het oude stokerijgebouw is wel eenige
ruimte vrijgekomen, maar toch moesten gedurende het geheele
jaar 300 waggons in de open lucht worden opgeslagen.
De overeenkomst omtrent het kolentransport langs den
stoomtramweg van het Station naar de Gasfabriek, in 1884
voor 10 jaren met de Directie der H. IJ. S. M. aangegaan
en in 1893 gewijzigd, bleef'stilzwijgend verlengd. De reductie
ad 5 cent per ton, toegestaan zoodra het aantal waggons,
dat in één jaar langs den stoomtramweg naar de Gasfabriek
wordt vervoerd, het cijfer van 5.000 waggons van 10.000 KG.
overtreft, heeft over 1896 ƒ3109,715 bedragen en is door de
H. IJ. S. M. en de M. t. E. v. S. S. in reden van de aan
voeren in tonnen langs hunne lijnen, betaald geworden.
Het bij de Gasfabriek behoorende weiland werd voor den
termijn van 1 April 1896 tot 31 Maart 1897 verhuurd aan
den heer J. L. Bonneke alhier. In zijne zitting van 7 Mei
keurde de Raad den aanleg van eenige straten op dit weiland
goed. Voor dezen aanleg werd door de Gasfabriek bij den
Gemeenteontvanger betaald ƒ22.009,755,waaronder ƒ300 voor
het opmaken van het bestek en de teekeningen. Deze kosten
zijn gekweten uit den begrootingspost: Onvoorziene Uitgaven.
Het Gemeentebestuur maakte voorts gebruik van zijne
bevoegdheid om tegen eene evenredige restitutie aan den
huurder (bijlage N°. 208 der Handelingen van den Gemeente
raad van 1895) over een gedeelte van het weiland te be
schikken. Voor restitutie werd betaald ƒ23,de beschikking
ging in op 1 Januari 1897.
Den 7den April overleed de 1ste opzichter voor den dienst
te Scheveningen P. Hendrikse, sedert 15 Januari 1889 in dienst
der Gasfabriek. Alvorens definitief in de daardoor ontstane va
cature voorzien werd, stelde de Raad op voorstel van B. en W.
in zijne zitting van 9 Juni vast, dat door den nieuw te benoemen
opzichter een borgtocht van ƒ2000 zou worden gesteld.
Tengevolge van de uitbreiding, welke Scheveningen in de
laatste jaren heeft ondergaan, was het hulpbureau der
Gasfabriek met de werkplaats en het magazijn in de Vijzel
straat aldaar te klein geworden, terwijl een wachtlokaal
voor de lantaarnopstekers ontbrak. Het perceel, waarin bu
reau gehouden werd, werd door den laten opzichter te
Scheveningen gehuurd en aan dezen daarvoor eene ver
goeding van 300,’sjaars uitbetaald. Ten einde eene
meer geschikte localiteit te verkrijgen, machtigde de Raad