20 zijn 2 toegelaten tot de 4de klasse eener Hoogere Burger school met öjarigen cursus, zijn benoemd 2 tot beambte bij het Technisch Bureau aan het Departement van Koloniën, 3 tot ambtenaar bij den dienst der telegraphie en posterijen en 1 tot ambtenaar bij den Pensioenraad voor-Burgerlijke Ambtenaren, worden 2 opgeleid tot werktuigkundige, is 1 werkzaam op een bureau van levensverzekering, zijn twee leerlingen geworden van de Handelsschool te Amsterdam en 5 op verschillende kantoren geplaatst. De heer Luijten, sedert September 1893 tijdelijk leeraar in de Fransche taal, verzocht met 16 Mei 1896 eervol ontslag uit zijne betrekking. Gedurende het nog loopend gedeelte van den cursus werden zijne lessen vervuld door de heeren Hoogers, leeraar der school, en C. Timmermans, onderwijzer aan de openbare burgerschool in de Lombardstraat in deze gemeente en in het bezit der volledige akte voor de Fransche taal en letterkunde. Laatstgenoemde werd in September 1896 als tijdelijk leeraar aan de school verbonden. Voorts werden voor dien cursus weder dezelfde maatregelen genomen als voor den vorigen, te wetenden heer Muntinga werd opgedragen het geven van 3 uren onderwijs boven het maximum aantal lesuren (25)de heer Kaakebeen werd belast met enkele lessen wekelijks in het Duitsch, en de heer Dr. W. W. van der Meulen, leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor jongens met öjarigen cursus met het geven van eenige lessen in de Nederlandsche taal, zulks wat den laatste betreft, krachtens de bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders gegeven bij artikel 8. eerste lid, der Verordening No. 559. Den concierge J. W. de Groot werd op zijn verzoek wegens ziekte met 1 Mei eervol ontslag uit zijne betrekking verleend cn in zijne plaats als zoodanig benoemd J. van Hemert, uurwerkmaker te dezer stede. Sedert 1 Januari 1896 kwamen de heeren Dr. G. J. Dozij, Dr. J. Haver Droese en G. G. Baerends, leeraren respectie velijk in algemeene geschiedenis, wiskunde en natuurlijke historie, en gymnastiek in het genot der periodieke trakte- mentsverhooging voor hen vastgesteld onderscheidenlijk na 30, 15 en 10 jarigen dienst, volbracht aan eene inrichting van hooger of middelbaar onderwijs of aan eene instelling tot opleiding van officieren der land- of zeemacht.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1896 | | pagina 424