NOTA betreffende het Koninklijk Instituut van
Ingenieurs.
Bijlage 2»)
Met verwijzing naar bijlage 25 behoorende bij het ver
slag van den toestand der Gemeente over 1895, wordt
medegedeeld, dat het Instituut op den 12 Februari 1897
telde 6 honoraire leden, 670 gewone- en 107 buitengewone
leden, te zamen 783 leden.
Van dezen behoorden op dat tijdstip 150 leden tot de te
Batavia gevestigde Afdeeling „Nederlandsch Indië.
Het Instituut verkeert steeds in bloeienden staat. De boekerij
neemt voortdurend in omvang toe. zoo door aankoop van
werken als door geschenken.
Het Instituut leed in dat tijdperk weder verliezen door
het overlijden van de volgende leden:
II. baron van den Bogaerde de Terbrugge, civiel ingenieur
C. de Groot van Embden, gepensioneerd hoofdingenieur
van het mijnwezen in Nederlandsch Indië; J. Heken, inge
nieur van den waterstaat in Nederlandsch Indië; J. Kater
Tz., hoofdingenieur van den provincialen waterstaat van
Groningen; II. L. van der Lelij, civiel ingenieur; J. F,
Metzelaar, oud ingenieur-architect voor de gevangenissen
en rechtsgebouwenA. Oilmans, secretaris der Samarang-
Joana stoomtram- maatschappij; J. A. Schuurman, direc
teur van de publieke werken van AmsterdamJ. W. Stous
Sloot, hoofdingenieur-werktuigkundige bij de Maatschappij
tot Exploitatie van Staatspoorwegenjhr. A. W. P. Stoop
van Strijen. eerste luitenant der Genie en J. van Stralen,
hoogheemraad van Delfland en oud-wethouder voorde publieke
werken van ’s-Gravenhage.