33 van 14 tot 20 dagen, waardoor slechts een gedeelte van de vangst in zoogenaamd levenden toestand aan wal werd gebracht, wat op de besommingen zeer van invloed was. De vangst was schraal en de plaats, waar men nog wat visch ontdekte, iets verder van onze kust verwijderd dan gewoonlijk in dit seizoen. Maart en April gaven afwisselend windstilte en te krachtigen wind, vooral uit het Noorden en Noordwesten, hetgeen aanleiding gaf, dat meer op de kust geviseht werd. Het laatst van April en Mei leverden nogal wat tong op, doch de prijzen waren niet hoog, ook niet voor de zoogenaamde binnenlek kleinschol. De schrobnet visscherij werd uitgeoefend door 153 bommen en 54 loggers, tegen 161 bommen en 35 loggers in 1895. De aan koop van kotters uit Engeland en de aanleg van enkele nieuwe loggers tot uitbreiding der vloot, (die van bommen bleef stationair met het oog op een eventueel te maken haven) is oorzaak der grootere deelneming door loggers, waartoe de veranderde kotters behooren. De bommen besomden te zamen f114,495.35 of f748,33 per schuit, zijnde f80,01 minder dan in het reeds zeer ongunstige jaar 1895. De mindere vangst vooral aan kustvisch is de voor naamste oorzaak van dezen uitslag, waarbij kan gevoegd worden de minder hooge prijs van de tongen, toen deze vischsoort zich een korten tijd in April en Mei liet vangen. De zoogenaamde buitenlek leverde evenals in de laatste jaren weder geen groote schol op. De z.g. vrouwenvisch, thans bijna algemeen publiek ver kocht en aan de vrouwen direct uitbetaald, bracht op f8.579,05 of f 1.979,60 minder dan in 1895. De oorzaak van dit verlies ligt in de algemeen mindere aanbrengst en besommingen, waar mede de z.g. vrouwenvisch met enkele uitzonderingen gelijken tred houdt, zooals wanneer in sommige jaren veel zeehanen wor den gevangen, die speciaal tot deze vischsoort behooren. De loggers besomden gezamenlijk f45,184.75 of f836.75 per logger, zijnde f 133.84 per logger minder dan in 1895. Hoewel het zeker is, dat ook deze vaartuigen een mindere vangst hadden is het nadeelig verschil toch ook toe te schrijven aan de om standigheid, dat zij dikwijls hun visch te IJmuiden aanbrengen en het eene jaar meer, het andere jaar minder ten verkoop naar hier zenden. Groote schol werd door deze schepen alweder slechts in geringe mate gevangen en de zoute sehelvich kon den ouden prijs van 1893 en vorige jaren ook nu weder niet bereiken, daar die vischsoort nog steeds in meerdere of mindere hoeveel heid uit Engeland wordt aangevoerd. De kabeljouw, in de trawl- netten gevangen en in verschen staat verkocht, bracht een ma tigen prijs opde gunstige aanvoeren van die vischsoort door de beugers hebben natuurlijk invloed op den prijs. De handel in versche visch op het buitenland houdt steeds gelijken tred met de meerdere of mindere vangst: meestal is evenwel de aanbreng slechts voldoende voor het binnenland.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1896 | | pagina 528