34 den Directeur. Pieter Cloot Twee gebeeldhouwde eikenhouten kapiteelen, afkomstig van het vroegere orgel in de Groote Kerk. Van den heer J/r. 11 Hemmingson, Javastraat 16. De uniform (jas en pantalon) van een Haagschen garde d'honneur te voet. Deze eerewacbt, werd nevens een garde d'honneur te paard, ingesteld in 1810 tergelegenheid van het bezoek van Napoleon I aan zijne goede stad ’s Gravenhage. dat eerst in 1811 plaats had. De uniform werd gedragen door den vader van den schenker, die de uitnoodiging ontving in dato 10 Aug. 1810. (Zie den Cat. der voorwerpen), Deze uniformen zijn afgebeeld op de bekende prent van Maaskamp van 1811. Door bemiddeling tan Een kristallen signet. Op de drie vlakken vindt men gegraveerd, behalve het wapen van Pieter Cloot de wapens zijner drie vrouwen Maria Margaretha van Bijnkershoek, Philippina Jacoba Stael en Cornelia Helegonde van Heemskerck. Pieter Cloot werd 3 Sept. 1773 des avonds in de Groote kerk begraven. Zijn grafplaats, op 24 November 1772 van kerkmeesteren gekocht voor 500.— werd in 1774 met een zerk gedekt, waarop de wapens van hem en zijne derde vrouw. Kort voor zijn overlijden had hij in de grafplaats het stoffelijk overschot zijner beide eerste vrouwen laten over brengen. In het handschrift van den Koster Mol de wapens der Groote Kerk,” in het oud-archief der Gein, berustende, bl. 104, vindt men o. m. afgebeeld het wapen van met zijne 4 kwartieren. Van de Vereeniging „die Haghe'' Haagsch Jaarboekje voor 1897. Grootendeels gewijd aan de familie Huygens. Van den Heer IE. B Tholen, Kunstschilder. een eikenhouten schopje. een gedeelte van een gewei. een gebogen hol bronzen voorwerp, uit het Keltische tijdperk. Deze drie voorwerpen werden opgegraven uit de veenlaag onder de duinen nabij de Witte Brug. Het laatstgenoemde voorwerp is merkwaardig; een dergelijk voorwerp komt niet voor in de verzameling van oudheden te Leiden. Van den Heer Dr. L. C. Levoir, vroeger te Rijswijk, thans in den Haag.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1896 | | pagina 564